ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ3846

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-2222
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing over kapitaaluitkeringen van Belgische pensioenverzekeraars na overlijden echtgenoot

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 18 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest. De belanghebbende ontving kapitaaluitkeringen van Belgische pensioenverzekeraars na het overlijden van haar echtgenoot. In het kader van het opvragen van een woonplaatsverklaring heeft zij contact gehad met de inspecteur, waarbij zij stelde dat deze haar ten onrechte niet had geïnformeerd over de mogelijkheid om het kapitaal onder te brengen in een stamrecht-BV. Hierdoor zou de belastingheffing over de uitkeringen niet in één keer plaatsvinden.

De rechtbank oordeelde dat het geven van belastingadviezen niet tot de taak van de inspecteur behoort. De inspecteur is verantwoordelijk voor het geven van juiste informatie over de fiscale gevolgen in specifieke situaties, en volgens de rechtbank heeft hij deze taak correct uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de uitkeringen op de juiste wijze in de belastingheffing zijn betrokken en dat de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing die aan de belanghebbende was opgelegd, terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/2222
Uitspraakdatum: 18 december 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 5 april 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2008 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premieheffing naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 110.732 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.607 (aanslagnummer [nummer].H.86).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2012 te Middelburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde, [gemachtigde], en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbendes echtgenoot is overleden in 2007. Zijn vroegere werkgever had pensioenverzekeringen afgesloten bij de Belgische verzekeraars Axa en Fortis. In 2008 hebben de verzekeringsmaatschappijen aan belanghebbende het restant van het verzekerd kapitaal, in totaal € 113.839,66, uitgekeerd. Axa had aan belanghebbende tevoren gevraagd om een woonplaatsverklaring. Op verzoek van belanghebbende heeft de inspecteur die verklaring op 7 oktober 2008 toegezonden.
2.2. Medio mei 2008 heeft belanghebbende een gesprek gehad met de inspecteur.
2.3. De inspecteur heeft op 6 november 2008 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premieheffing opgelegd aan belanghebbende. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is daarbij vastgesteld op € 115.000. Belanghebbende heeft op 10 december 2008 bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Op het bezwaarschrift is geen uitspraak gedaan.
2.4. Op 29 december 2008 is de aangifte inkomstenbelasting/premieheffing van belanghebbende over 2008 ingediend. Daarin is € 84.736 aangegeven als kapitaaluitkering: het bedrag van € 113.839,66 verminderd met 20%; die 20% representeert de pensioenbijdrage van de echtgenoot zelf die hij niet op zijn inkomen in mindering had gebracht.
2.5. Met dagtekening 16 december 2011 is de definitieve aanslag inkomstenbelasting/ premieheffing opgelegd. De aanslag is opgelegd conform de aangifte.
2.6. In geschil is de belastingheffing over de kapitaaluitkering. Niet is in geschil (a) dat de uitkering belastbaar is in Nederland en (b) het bedrag dat belastbaar is. Belanghebbende stelt echter dat de inspecteur haar ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid het kapitaal onder te brengen in een stamrecht-BV, waardoor de uitlering niet in één keer belast zou zijn geweest. Zij verzoekt de inspecteur te gelasten alsnog toe te staan het kapitaal in te brengen in een stamrecht-BV of te storten op een geblokkeerde bankrekening en in verband daarmee te aanslag te vernietigen.
2.7. De rechtbank stelt voorop dat belanghebbende het bedrag van € 84.736 als inkomen heeft genoten op het moment dat het bedrag naar haar is overgemaakt. De aanslag is dus juist. Het geven van belastingadviezen behoort niet tot de taak van de belastinginspecteur. Zijn taak omvat slechts, mede, het geven van juiste informatie over de fiscale gevolgen in specifieke situaties. De inspecteur heeft belanghebbende in het gesprek van mei 2008 juist voorgelicht over de fiscale gevolgen van de (toen nog te verwachten) uitkering van het kapitaal door de Belgische verzekeraars. Meer kon en mocht van de inspecteur niet verwacht worden. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden gezegd dat de aanslag is opgelegd zozeer in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur, dat deze zou moeten worden vernietigd.
2.8. Het beroep is ongegrond.
2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 december 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.