ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ3531

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-2590
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de WOZ-waarde en erfbelasting na overlijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 14 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een woning voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de erfbelasting. De belanghebbenden, die de erfgenamen zijn van de overleden eigenaar, hebben de rechtbank verzocht om de waarde van de woning per 1 januari 2013 vast te stellen. Dit verzoek is gedaan in het kader van de erfbelasting, waarbij de waarde van de woning op de overlijdensdatum van de erflater, 23 maart 2012, van belang is. De woning was op 1 juni 2012 verkocht, en de huidige eigenaren hebben de woning verbouwd. Hierdoor is de waarde die zou worden vastgesteld op basis van de WOZ-beschikking voor 2013 niet representatief voor de waarde op het moment van verkrijging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de partijen ter zitting overeenstemming hebben bereikt over de waarde in het economische verkeer van de woning per de waardepeildatum 1 januari 2011, die is vastgesteld op € 116.000. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbenden gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot € 116.000. Tevens is de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd en is de heffingsambtenaar gelast het door belanghebbenden betaalde griffierecht van € 42 te vergoeden.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij niet bevoegd is om de waarde van de woning op de overlijdensdatum of per 1 januari 2013 vast te stellen. Dit is in overeenstemming met de bepalingen van de Successiewet, die voorschrijven dat bij het ontbreken van een WOZ-beschikking de waarde kan worden bepaald op basis van de uitgangspunten van de Wet WOZ. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat belanghebbenden hebben aangegeven geen kosten te hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/2590
Uitspraakdatum: 14 december 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbenden],
belanghebbenden,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 29 februari 2012 op het bezwaar van belanghebbenden tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats X] (hierna: de woning), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2012 te Tilburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende [belanghebbende], vergezeld van de gemachtigde van belanghebbenden, [gemachtigde], en namens de heffingsambtenaar [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de vastgestelde waarde tot € 116.000;
- vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbenden betaalde griffierecht van € 42 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2011 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2012 op € 223.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012 bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd tot € 123.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
2.2. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economische verkeer van de woning per de waardepeildatum nader moet worden vastgesteld op € 116.000.
2.3. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.4. Belanghebbenden hebben de rechtbank verzocht de waarde van de woning per 1 januari 2013 vast te stellen. Belanghebbenden hebben dit verzoek gedaan in het kader van de erfbelasting. Naar de rechtbank hen begrijpt, willen zij primair dat voor de erfbelasting wordt uitgegaan van de waarde op overlijdensdatum, subsidiair van de WOZ-waarde van het kalenderjaar volgend op het jaar van verkrijging. Erflater is overleden op [datum] 2012. Op 1 juni 2012 is de woning verkocht. Volgens belanghebbenden is de onderhavige beschikking de laatste beschikking die zij ontvangen. Voorts hebben zij aangevoerd dat de huidige eigenaren de woning aan het verbouwen zijn, dus al zouden belanghebbenden een WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2013 verkrijgen, dan zal de waarde zijn vastgesteld na de verbouwing (toestandsdatum 1 januari 2013) en derhalve niet maatgevend zijn voor de waarde van de verkrijging. Dit is bevestigd door de heffingsambtenaar.
2.5. De rechtbank is echter niet bevoegd in deze procedure die ziet op de WOZ-beschikking met waardepeildatum 1 januari 2011, de waarde van de woning op overlijdensdatum, per 1 januari 2012 of per 1 januari 2013 vast te stellen. Artikel 21, vijfde lid van de Successiewet (hierna: SW) bepaalt met ingang van 1 januari 2012 dat op verzoek van belastingplichtigen kan worden uitgegaan van de WOZ-waarde van het kalenderjaar volgend op het jaar van overlijden. Wanneer een vastgestelde WOZ-waarde ontbreekt, voorziet artikel 21, zesde lid, van de SW in een waardebepaling die overeenkomt met de uitgangspunten van de Wet WOZ. Of het bepaalde in het zesde lid ook kan worden toegepast voor het geval waarin voor de woning wel een beschikking wordt vastgesteld, maar niet één ten name van de verkrijgers, kan niet in deze procedure worden beslist. Onder omstandigheden kan in afwijking van het vijfde en zesde lid van artikel 21 van de SW op grond van het zevende lid de waarde van de onroerende zaak wordt bepaald naar de staat van die zaak op het moment van de verkrijging. Indien over de erfbelasting verschil van mening blijkt te bestaan tussen belanghebbenden en de inspecteur, kunnen belanghebbenden hun grieven tegen de aanslagen erfbelasting voorleggen aan de rechter.
2.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat belanghebbenden hebben aangegeven geen kosten te hebben gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2012 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 17 december 2012
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.