ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2616

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/5511
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de 30%-regeling voor buitenlandse tandarts in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 2 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een uit Duitsland afkomstige tandarts en de inspecteur van de Belastingdienst over de toepassing van de 30%-regeling. De belanghebbende, die sinds 29 april 2011 in Nederland verblijft en sinds 1 mei 2011 als tandarts werkzaam is, had een verzoek ingediend om toepassing van de 30%-regeling, welke door de inspecteur was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat zijn specifieke deskundigheid op de Nederlandse arbeidsmarkt schaars aanwezig is, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en de beschikking van de inspecteur, en wees het verzoek van de belanghebbende om toepassing van de 30%-regeling met ingang van 1 mei 2011 toe. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.092, en moest het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 worden vergoed. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er geen algemeen tekort aan tandartsen is, er wel sprake is van schaarste aan tandartsen met specifieke deskundigheid, wat de toepassing van de 30%-regeling rechtvaardigt. De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke deskundigheid van werknemers die uit het buitenland worden aangeworven en de noodzaak om de schaarste op de arbeidsmarkt te erkennen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/5511
Uitspraakdatum: 2 november 2012
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor buitenland,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft bij voor bezwaar vatbare beschikking van 26 juli 2011 (hierna de beschikking) het gezamenlijk verzoek van belanghebbende en zijn inhoudingsplichtige om toepassing van de zogenaamde “30%-regeling” als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, sub e, van de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) in combinatie met artikel 10e e.v. van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: Uvb) (hierna: de 30%-regeling) afgewezen. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2011 de afwijzende beschikking gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 oktober 2011, ontvangen bij de rechtbank op 31 oktober 2011, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2012 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Tilburg en namens zijn werkgever [de heer A] en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1.4. Zowel de gemachtigde van belanghebbende als de inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijkertijd met deze uitspraak zal worden verzonden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Belanghebbende heeft de Duitse nationaliteit en is tandarts van beroep. Sinds 29 april 2011 verblijft hij (voor het eerst) in Nederland en sinds 1 mei 2011 is hij als tandarts in loondienst werkzaam in Nederland bij [werkgever] B.V. (hierna: werkgever).
2.2. Belanghebbende en zijn werkgever hebben bij schrijven van 30 mei 2011 gezamenlijk verzocht om toepassing van de “30%-regeling” met ingang van 1 mei 2011. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking tot afwijzing van het verzoek.
3. Geschil
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor toepassing van de 30%-regeling. Meer in het bijzonder is in geschil of ten tijde van het verzoek sprake was van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de overige voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling is voldaan.
3.2. Belanghebbende beantwoordt de voornoemde vragen bevestigend en de inspecteur ontkennend. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar alsmede van de beschikking en toewijzing van het verzoek om toepassing van de 30%-regeling met ingang van 1 mei 2011. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De 30%-regeling is van toepassing op ingekomen werknemers, dat zijn werknemers die door de inhoudingsplichtige uit een ander land zijn aangeworven, en die beschikken over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.
4.2. Op belanghebbende rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat hij ten tijde van het verzoek beschikte over een specifieke deskundigheid die op dat moment schaars was op de Nederlandse arbeidsmarkt. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende beschikt en beschikte over een specifieke deskundigheid. In geschil is slechts of ten tijde van het verzoek sprake was van schaarste.
4.3. Beide partijen verwijzen naar het rapport “Capaciteitsplan 2010, deelrapport 3, mondzorg van het Capaciteitsorgaan” (hierna: Capaciteitsrapport 2010). Daarin staat, kort samengevat, dat er in 2010 en volgende jaren in Nederland geen tekort bestaat aan tandartsen (behalve een regionaal tekort van 1%), doordat er per jaar ongeveer 240 tandartsen instromen vanuit een Nederlandse opleiding en gemiddeld 180 tandartsen vanuit het buitenland. De inspecteur wijst ook op een brief van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (hierna: NMT) van 10 mei 2011, waarin de NMT op basis van het Capaciteitsrapport 2010 concludeert dat de komende jaren geen capaciteitstekorten van tandartsen worden verwacht, waardoor er in de optiek van de NMT voor de toepassing van de 30%-regeling geen sprake is van schaarste.
4.4. Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat in het Capaciteitsrapport 2010 alleen gesproken wordt van “tekorten” en niet van “schaarste”. Volgens belanghebbende zal er bij het constateren van een tekort in de regel sprake zijn van schaarste, maar kan van schaarste ook sprake zijn als zich weliswaar geen tekort aan iets voordoet in absolute zin, maar iets (in dit geval: tandartsen) weinig voorhanden is.
4.5. De rechtbank is met belanghebbende van oordeel, dat de conclusie in het Capaciteitsrapport 2010, dat er geen tekort is aan tandartsen in Nederland, niet tevens de conclusie wettigt dat geen sprake is van schaarste aan tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Weliswaar ontstaat door de jaarlijkse instroom van 180 buitenlandse tandartsen, naast de 240 tandartsen die via de opleiding instromen, geen tekort, maar de cijfers wijzen er wel op dat tandartsen op de Nederlandse arbeidsmarkt schaars aanwezig zijn. Blijkbaar is het nodig jaarlijks 180 tandartsen vanuit het buitenland aan te werven om te voldoen aan de behoefte op deze markt aan tandartsen. Dit een en ander leidt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van schaarste als bedoeld in de 30%-regeling.
4.6. Het oordeel van de rechtbank dat sprake is van schaarste vindt bevestiging in hetgeen de werkgever van belanghebbende ter zitting geloofwaardig heeft verklaard over bij het aantrekken van tandartsen ondervonden moeilijkheden. Volgens de werkgever moeten tandartsen uit het buitenland worden aangeworven, omdat er onvoldoende aanbod is van geschikte Nederlandse tandartsen en is er nauwelijks keuze uit meerdere kandidaten.
4.7. De inspecteur heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat geen schaarste bestaat ter zitting nog verwezen naar een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om het aantal opleidingsplekken voor tandartsen te verminderen, omdat er geen tekort is aan tandartsen. De rechtbank betwijfelt of van zodanig besluit sprake is; de verwijzing van de inspecteur valt niet te rijmen met de reactie van diezelfde minister van 29 juni 2011 op kamervragen, waarin zij slechts aangeeft geen reden te zien voor verhoging van de opleidingscapaciteit (Kamerstuk 32620, nr. 13). Maar wat daar ook van zij: het niet aanwezig zijn van een tekort sluit niet uit dat sprake is van schaarste, zoals de rechtbank onder 4.5. heeft overwogen.
4.8. Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.092 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 437 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de beschikking;
- wijst toe het verzoek van belanghebbende om toepassing van de 30%-regeling met ingang van 1 mei 2011;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.092;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 2 november 2012 door mr. D. Hund, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 9 november 2012
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.