ECLI:NL:RBBRE:2012:BY8823

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/2740
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake invordering dwangsommen door gemeente Alphen-Chaam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 18 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de invordering van dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam. Verweerder had op 3 mei 2012 besloten tot invordering van het maximale bedrag aan dwangsommen van € 25.000,-, omdat verzoekers niet voldaan hadden aan een eerder opgelegde last onder dwangsom. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen dit besluit, vroegen om schorsing van het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 18 juli 2012 trokken verzoekers hun verzoek om voorlopige voorziening in, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het rapport waarop verweerder zijn besluit baseerde niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en controleerbaarheid. Hierdoor kon verweerder niet concluderen dat er sprake was van (continue) bewoning van de woning in de periode van 1 februari tot en met 26 april 2012. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de verzoekers, gezien de hoogte van het invorderingsbedrag en de aanmaning die was verstuurd. De voorzieningenrechter besloot het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en schorste het bestreden besluit. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 874,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2740
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2012 in de zaak tussen
[verzoekers], te [woonplaats], verzoekers,
gemachtigde: mr. V. Wösten,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, verweerder.
Als derde-partij heeft zich [derde-partij], te [woonplaats], gesteld,
met als gemachtigde: mr. dr. J.J.J. de Rooij.
Procesverloop
Bij besluit van 3 mei 2012 (bestreden besluit) heeft verweerder besloten tot invordering van het maximale bedrag aan dwangsommen van € 25.000,-.
Verzoekers [verzoekers en 2 anderen] hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Tevens hebben zij op 18 juni 2012 verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2012. Verzoekers [verzoekers] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerder verweerder] en [woordvoerder verweerder]. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Ter zitting hebben verzoekers [2 andere verzoekers] hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.
Verweerder heeft aan de voorzieningenrechter verzocht om [derde-partij] en [naam getuige] als getuigen te horen. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek in het licht van de aard van deze procedure afgewezen.
Voorts heeft de voorzieningenrechter het door verzoekers ter zitting gedane verzoek om het verzoek om voorlopige voorziening tot schorsing van het bestreden besluit tevens aan te merken als verzoek tot herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 3 mei 2012, afgewezen. De voorzieningenrechter acht dat verzoek in strijd met de goede procesorde, nu dit verzoek eerst ter zitting is gedaan en verweerder zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden.
Overwegingen
1. Bij besluit van 24 december 2010 (het dwangsombesluit) heeft verweerder verzoekers gelast de met het bestemmingsplan strijdige bewoning van de agrarische bedrijfswoning aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Alphen-Chaam, [kadastraal nummer], te staken en gestaakt te houden uiterlijk binnen 6 maanden na 29 december 2010 onder oplegging van een dwangsom van € 500,-- per dag(deel) met een maximum van € 25.000,--. Dit besluit is onherroepelijk.
Met het bestreden besluit heeft verweerder besloten tot invordering van het maximale bedrag aan dwangsommen van € 25.000,-. Uit controles is gebleken dat niet is voldaan aan voormelde last. De illegale burgerbewoning van de bedrijfswoning aan [adres] is niet gestaakt en gestaakt gebleven. Daardoor is het maximale bedrag aan dwangsommen verbeurd. Verweerder ziet geen aanleiding van invordering af te zien.
2. Verzoekers betwisten dat er sprake is van een handelen in strijd met de last. Er is geen sprake van het gebruik van [adres] als burgerwoning, omdat door verzoekers een agrarisch bedrijf is opgericht. Daarnaast heeft er vanaf 1 januari 2012 feitelijk geen bewoning van de [adres] plaatsgevonden. [een van de verzoekers] houdt nachtverblijf op het perceel [adres], maar dat is in een caravan op het perceel. Dit is toegestaan en verweerder is daarvan op de hoogte. Verzoekers hebben afwisselend verbleven op het adres [adres] en [adres]. In de periode april en mei verbleven zij in een stacaravan in Baarle Nassau. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben verzoekers verschillende stukken en verklaringen overgelegd. Verzoekers geven aan dat zij ’s ochtends vroeg arriveren op de [adres] om vervolgens later vaak weer te vertrekken in verband met werk.
Volgens verzoekers is verweerders onderzoek onvolledig en ondeugdelijk door geen onderzoek te verrichten op de andere door hen genoemde adressen noch in de woning aan de [adres]. Tot slot stellen verzoekers dat verweerder in ieder geval niet gedurende 50 dagen bewoning van [adres] heeft vastgesteld, zodat alleen al daarom niet het maximum aan dwangsommen van € 25.000,- kan zijn verbeurd. Verzoekers hebben de voorzieningen-rechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Voor zover de beoordeling van dit verzoek meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
4. Ingevolge artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist het bestuursorgaan, alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom.
5. De voorzieningenrechter zal zich allereerst dienen te buigen over de vraag of het belang van [derde-partij], die zich heeft gesteld als derde-belanghebbende, is betrokken bij onderhavig besluit. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is bij het bestreden besluit, gezien de aard daarvan, slechts een financieel belang betrokken. Dat belang raakt [derde-partij] niet. De voorzieningenrechter beschouwt [derde-partij] als gevolg daarvan niet als belanghebbende.
6. Voorts dient de vraag te worden beantwoord of verzoekers een spoedeisend belang hebben bij deze procedure. Verweerder betwist dit belang, omdat er geen sprake is van – kort gezegd – een financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter neemt echter, gelet op de hoogte van het invorderingsbedrag en het feit dat de invordering is opgestart met de aanmaning van 11 juli 2012, een voldoende spoedeisend belang aan.
7. In geschil is de vraag of verweerder terecht heeft besloten tot invordering van (het maximale bedrag aan) dwangsommen, omdat verzoekers niet hebben voldaan aan de last in het dwangsombesluit, waardoor dwangsommen zijn verbeurd. In het verlengde daarvan dient de vraag te worden beantwoord of verweerder op goede gronden heeft kunnen concluderen dat over de periode 1 februari tot en met 26 april 2012 sprake is geweest van bewoning van de [adres].
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op het rapport [naam rapport]. Blijkens dat rapport zijn er over de periode 1 februari tot en met 26 april 2012 een 19-tal controles geweest, met name in de maand maart. In het rapport bevinden zich ook foto’s. Op basis daarvan komt verweerder tot de conclusie dat er over voormelde periode sprake is geweest van bewoning van de woning aan [adres].
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voormeld rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en controleerbaarheid. Uit dat rapport blijkt niet door wie het is opgemaakt, wie de controles heeft verricht en in welke hoedanigheid die persoon optrad. Voorts blijkt niet of het rapport op ambtseed is opgemaakt. Uit het rapport blijkt verder niet wie de foto’s heeft gemaakt en van verschillende foto’s blijkt niet de dag en/of tijdstip van opname. Hiermee voldoet het rapport niet aan hetgeen van een proces-verbaal van bevindingen mag worden verwacht. Verweerder heeft dit rapport naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit en heeft niet op grond daarvan kunnen concluderen dat sprake is van (continue) bewoning in de periode van 1 februari tot en met 26 april 2012.
De voorzieningenrechter merkt ten overvloede op dat hij zich derhalve niet uitlaat over de vraag of er in de bedoelde periode sprake is geweest van bewoning van de [adres]. Zoals verweerder ter zitting terecht heeft gesteld betreft de bezwaarprocedure een volledige heroverweging, waarin een en ander nog kan worden hersteld. De voorzieningenrechter kan daarop echter niet vooruitlopen.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hij wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook toe en schorst het bestreden besluit.
8. Nu het verzoek wordt toegewezen, dient het griffierecht aan verzoeker te worden vergoed.
Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 437,- en een wegingsfactor 1). De overige door verzoekers genoemde kosten, te weten de kosten van de adviezen van DLV van 22 mei en 13 juli 2012, komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze stukken niet van belang zijn voor de beantwoording van de in dit geding relevante vragen.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit tot zes weken na de verzending van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Lagas, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2012.
mr. H.D. Sebel, griffier mr. H. Lagas, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 3 augustus 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.