ECLI:NL:RBBRE:2012:BY3881

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800219-12
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het meerderjarigenstrafrecht bij minderjarige verdachte met ernstige gedragsstoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen een gewelddadige beroving heeft gepleegd. De officier van justitie vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een TBS met voorwaarden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen grond was om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd niet nopen tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht, ondanks de ernstige gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de gedragsstoornis van de verdachte en zijn achterstand in morele ontwikkeling, zoals vastgesteld door deskundigen. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een jeugddetentie van 552 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en legde bijzondere voorwaarden op die de verdachte moet naleven. De rechtbank achtte het van belang dat de verdachte de nodige behandeling en begeleiding zou krijgen, maar vond het niet noodzakelijk om een TBS met voorwaarden op te leggen in dit stadium. De uitspraak benadrukt de afweging tussen de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de noodzaak van passende begeleiding binnen het jeugdstrafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800219-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 november 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum [adres]
wonende [adres]
thans verblijvende bij De Sluis te Tilburg
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 november 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen [slachtoffer] heeft beroofd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- de aangifte van [slachtoffer]
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 februari 2012, te Oisterwijk, op de openbare weg de Tuinweg
tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Nokia 1600) en een huissleutel en een autosleutel en een portemonnee met inhoud (een rijbewijs en een ID-kaart en een klantenpas
en 60 euro en een Rabobankpas), toebehorende aan [slachtoffer]
welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
en/of zijn mededaders
- met een arm die [slachtoffer] langs achteren om diens nek heeft vastgepakt en
vastgeklemd en
- een mes tegen de keel van die
[slachtoffer] heeft gehouden en
- die [slachtoffer] meermalen hebben geslagen en hebben
gestompt en
- die [slachtoffer] meermalen hebben geschopt
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 187 dagen met aftrek van het voorarrest en daarnaast een TBS met voorwaarden. Voor de op te leggen voorwaarden verwijst de officier van justitie naar het rapport van Reclassering Nederland van 12 oktober 2012. Ter onderbouwing van de strafeis voert de officier van justitie aan dat de ernst van het feit overeenkomstig artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht toepassing van het meerderjarigenstrafrecht mogelijk maakt. Ook de persoon van verdachte maakt toepassing van het meerderjarigenstrafrecht mogelijk. De officier van justitie verwijst in dit kader naar de rapporten van de deskundigen en de toelichting hierop ter zitting. De deskundigen hebben beiden geadviseerd om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. De omstandigheid dat verdachte nog een zekere achterstand heeft in zijn ontwikkeling, staat hieraan, aldus de deskundigen, niet in de weg. De officier van justitie is dan ook van mening dat het meerderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast. In dit verband voert de officier van justitie aan dat het voor verdachte van belang is dat hij de nodige behandeling krijgt, ook indien hij opnieuw in de fout gaat. Deze behandeling kan hij niet krijgen in een penitentiaire inrichting. In een TBS kliniek daarentegen kan hij deze behandeling wel krijgen. Gelet hierop acht de officier van justitie een TBS met voorwaarden de meest passende sanctie voor verdachte.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de beperkte rol van verdachte. Verdachte heeft alleen het slachtoffer van achteren vastgepakt en naar de grond gedrukt. Hij heeft verder geen geweldshandelingen gepleegd. Anders dan de officier van justitie is de verdediging van mening dat in de onderhavige zaak geen gronden aanwezig zijn om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Daartoe wijst de verdediging erop dat het slechts om één, weliswaar ernstig, feit gaat. Dit feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, acht de verdediging onvoldoende om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Ook de persoonlijke omstandigheden zijn geen grond om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Verdachte loopt achter in zijn ontwikkeling. Daarbij gaat het binnen de structuur die verdachte nu krijgt redelijk goed met hem en laat hij een positieve ontwikkeling zien. Naar de mening van de verdediging is verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, beter af in een minderjarigensetting. Al met al acht de verdediging een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en het voorwaardelijk deel 3 tot 6 maanden bedraagt een passende straf voor verdachte. Als bijzondere voorwaarden verzoekt de verdediging hierbij op te leggen de voorwaarden die zijn opgenomen in het rapport van Reclassering Nederland van 12 oktober 2012.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met twee vrienden tijdens carnaval een man van zijn goederen beroofd. Hiertoe hebben zij het slachtoffer met een mes bedreigd en behoorlijk mishandeld. Op het moment dat het slachtoffer niet meer bewoog of reageerde, hebben verdachte en zijn vrienden goederen van het slachtoffer weggenomen. Vervolgens hebben zij het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. Niet lang daarna kwam het slachtoffer weer bij en werd hem door twee getuigen de nodige hulp verleend. In het ziekenhuis werd bij het slachtoffer diverse kneuzingen in zijn gezicht en bij zijn ribben geconstateerd. Ook had hij verwondingen opgelopen aan zijn mond.
Het spreekt voor zich dat dit feit een behoorlijke impact zal hebben gehad op het slachtoffer. De rechtbank kan zich voorstellen dat het slachtoffer zich op straat voortaan minder veilig zal voelen als voorheen. Daarbij brengt een feit als dit onrust teweeg in de maatschappij.
Verdachte heeft kennelijk op het moment van het plegen van het feit onvoldoende stilgestaan bij de vervelende gevolgen voor het slachtoffer en voor de maatschappij. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Naast de ernst van het feit zal de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening houden met het strafblad van verdachte, waaruit naar voren komt dat verdachte twee keer is veroordeeld voor een bedreiging.
Verder zal de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening houden met de rapporten die door psycholoog [naam psycholoog] en psychiater [naam psychiater] over verdachte zijn opgemaakt en de toelichting hierop ter zitting. Beide deskundigen hebben bij verdachte een ernstige gedragsstoornis geconstateerd. Verdachte is impulsief en laat regelmatig grensoverschrijdend en oppositioneel gedrag zien. Ook is zijn morele geweten nog onvoldoende ontwikkeld. Hij loopt op dit gebied achter bij leeftijdsgenoten. Naar de mening van de deskundigen is verdachte hard op weg een antisociale persoonlijkheidstoornis te ontwikkelen. Door de deskundigen wordt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Zij achten het van belang dat hij behandeld wordt. Omdat verdachte jarenlang in (veel) verschillende jeugdinstellingen heeft verbleven, gaan de deskundigen er vanuit dat het jeugdcircuit verdachte niets meer aan behandeling te bieden heeft. Daarom adviseren zij om verdachte te berechten middels het meerderjarigenstrafrecht en hem in het kader van een TBS met voorwaarden de nodige behandeling en begeleiding te verschaffen. Mocht verdachte in dit kader opnieuw de fout ingaan dan zal een behandeling volgen in een TBS kliniek. Naar de mening van de deskundigen heeft een behandeling in een TBS kliniek meer kans van slagen dan een behandeling in een justitiële jeugdinrichting.
De rechtbank zal op basis van de rapporten van de deskundigen bij de bepaling van de straf uitgaan van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De Raad voor de Kinderbescherming sluit zich aan bij het advies van de deskundigen. Reclassering Nederland heeft aangegeven geen contra-indicaties te zien voor een TBS met voorwaarden. In het rapport van 12 oktober 2012 heeft de Reclassering Nederland de bijzondere voorwaarden opgesomd die door haar in het kader van een TBS met voorwaarden worden geadviseerd. Het gaat daarbij om een meldingsgebod, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugs- of alcoholverbod en voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van minderjarige verdachten als hoofdregel geldt dat het sanctierecht voor jeugdigen wordt toegepast. Ingevolge artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan het sanctierecht voor jeugdigen echter buiten toepassing gelaten worden en kan recht worden gedaan overeenkomstig het sanctierecht voor volwassenen indien de rechtbank daartoe grond vindt in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit dan wel de omstandigheden waaronder het feit is begaan op zich niet nopen tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. Het is weliswaar een ernstig feit dat ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, echter een feit als dit wordt (helaas) regelmatig door jongeren van dezelfde leeftijd als verdachte gepleegd. Het onderhavige feit onderscheidt zich daar niet van. Ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte nopen naar het oordeel van de rechtbank niet tot toepassing van het meerderjarigenstrafrecht. Zoals door de deskundigen is geconstateerd heeft verdachte een ernstige gedragsstoornis en loopt hij bij leeftijdsgenoten achter op het gebied van morele gewetensontwikkeling. Hij wordt door de deskundigen als verminderd toerekeningsvatbaar aangemerkt, welke conclusie door de rechtbank is overgenomen. Door de deskundigen en de raad wordt geadviseerd om aan verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen volgens het meerderjarigenstrafrecht, omdat een behandeling in een justitiële jeugdinrichting (op grond van het minderjarigenstrafrecht) verdachte niets meer te bieden heeft. Door Reclassering Nederland zijn voorwaarden geformuleerd waarmee een strak kader voor verdachte is gecreëerd. Binnen dit kader zal verdachte op meerdere gebieden worden begeleid en behandeld. De rechtbank is van oordeel dat de door Reclassering Nederland geformuleerde voorwaarden ook aan een voorwaardelijke jeugdsanctie gekoppeld kunnen worden en dat er aldus op dit moment voldoende begeleiding- en behandelmogelijkheden bestaan binnen het minderjarigenstrafrecht. Daarbij wijst de rechtbank erop dat volgens de deskundigen, de raad noch de officier van justitie op dit moment reeds sprake dient te zijn van een behandeling binnen een TBS kliniek. Ook de rechtbank acht dit niet aan de orde. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het dan ook te ver om in dit stadium een TBS met voorwaarden op te leggen, zodat verdachte, indien hij recidiveert dan wel zich niet aan de voorwaarden houdt, binnen een TBS kliniek behandeld kan worden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook geen toepassing geven aan artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 552 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde de voorwaarden die staan genoemd in het rapport van Reclassering Nederland van 12 oktober 2012 een passende straf is voor verdachte. De rechtbank gaat ervan uit dat een voorwaardelijke straf van 365 dagen voor verdachte de benodigde stok achter de deur is om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. Verdachte dient zich hierbij te realiseren dat als hij zich niet houdt aan de bijzondere voorwaarden dan wel recidiveert de voorwaardelijke jeugddetentie als gevangenisstraf ten uitvoer kan worden gelegd. Verdachte is immers meerderjarig.
De rechtbank ziet verder aanleiding te bevelen dat, ingevolge het bepaalde in artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door Reclassering Nederland dadelijk uitvoerbaar zijn.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 552 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte meewerkt aan een behandeling bij het Dok of een soortgelijke ambulante forensische instelling;
* dat verdachte meewerkt aan een behandeling door Novadic-Kentron, ook indien dit betekent een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken;
* dat verdachte zich op het gebied van drug- en alcoholgebruik, respectievelijk het gebruik van alcoholarme dranken zoals maltbier, moet gedragen aan de aanwijzingen en richtlijnen van de behandelaars en Reclassering Nederland, ook in geval dit inhoudt volledige abstinentie, en dat verdachte meewerkt aan urineonderzoek of andere vormen van middelencontrole;
* dat verdachte verblijft bij De Sluis of een soortgelijke instelling en zich houdt aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met Reclassering Nederland heeft opgesteld, zolang Reclassering Nederland dit nodig acht en dat verdachte, indien het verblijf bij De Sluis wordt afgesloten, verblijft in een beschermde woonvorm of instelling passende bij de bij verdachte gediagnosticeerde problematiek;
* dat verdachte de voor hem passende trainingen volgt aangeboden via De Sluis, in samenspraak met Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich op geen enkele wijze zal onttrekken aan behandelingen begeleiding, zoals voorgeschreven door Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich houdt aan de eventueel voorgeschreven medicatie;
*dat verdachte zich houdt aan de afspraken en richtlijnen die gemaakt zijn met Reclassering Nederland en openheid van zaken geeft;
* dat verdachte tijdig Reclassering Nederland inschakelt, indien zich problemen voordoen op wat voor gebied dan ook;
* dat verdachte toestemming geeft aan Reclassering Nederland tot het verstrekken en inwinnen van informatie betreffende zijn persoon bij referenten;
* dat verdachte bereikbaar is en, indien hij niet in de gelegenheid is om zijn telefoon op te nemen, binnen 24 uur contact opneemt met Reclassering Nederland;
* dat verdachte pas na toestemming van Reclassering Nederland zal veranderen van woonomgeving;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- draagt de reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. De Graaf en mr. Pellikaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Venekamp-Vriends, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 november 2012. Mr. Pellikaan is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 februari 2012, te Oisterwijk, op de openbare weg de
Tuinweg, althans op een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (Nokia 1600) en/of een huissleutel en/of een autosleutel en/of een
portemonnee met inhoud (een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een klantenpas
en/of 60 euro/geld en/of een Rabobankpas), in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- met een arm die [slachtoffer] langs achteren om diens nek heeft vastgepakt en/of
vastgeklemd, althans heeft geknepen en/of
- een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, tegen de keel van die
[slachtoffer] heeft gehouden, althans die [slachtoffer] dreigend een mes, althans
een op een mes gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of
- die [slachtoffer] één of meermalen hebben/heeft geslagen en/of hebben/heeft
gestompt en/of
- die [slachtoffer] één of meermalen hebben/heeft geschopt en/of hebben/heeft
getrapt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht