ECLI:NL:RBBRE:2012:BX9156
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Loonbelasting en naheffingsaanslag bij eindheffing voor directeuren-grootaandeelhouders
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 3 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg over een naheffingsaanslag loonheffingen. De belanghebbende B.V. had in de jaren 2005 tot en met 2007 te weinig loonheffingen ingehouden en afgedragen. Tijdens een boekenonderzoek werd vastgesteld dat er geen rekening was gehouden met de bijtelling voor privégebruik van auto’s die aan twee directeuren-grootaandeelhouders ter beschikking waren gesteld, en dat er geen gebruikelijk loon was vastgesteld voor hun dienstverband. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de B.V. de loonbelasting en premies in de jaren 2006 en 2007 niet aanstonds maar pas in 2010 voor haar rekening had genomen. Hierdoor werd de naheffingsaanslag vernietigd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de B.V. gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, evenals de naheffingsaanslag van € 4.803. Tevens werd de inspecteur gelast het door de B.V. betaalde griffierecht van € 302 te vergoeden. De zitting vond plaats op 20 juli 2012 in Roermond, waar de belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van de stelling dat de belasting en premies pas later voor rekening van de B.V. zijn gekomen, bij de inspecteur lag, en dat hij hierin niet was geslaagd. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd en dat de B.V. recht had op teruggaaf van het griffierecht.
De uitspraak is onherroepelijk indien er binnen zes weken na verzending geen rechtsmiddel is aangewend. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat niet was aangetoond dat de B.V. kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.