ECLI:NL:RBBRE:2012:BW8012
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de waardering van onroerende zaken en de proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 6 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen-Chaam over de waardering van een onroerende zaak. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2009 was vastgesteld op € 716.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde en de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2010 had gehandhaafd, maar heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard. De rechtbank heeft de waarde van de woning verlaagd tot € 688.000 en de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig aangepast.
De rechtbank oordeelde dat het taxatierapport dat door de heer [X] was opgesteld, niet voldeed aan de eisen van een deskundigenrapport, omdat de deskundigheid van de taxateur niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat telefonisch horen niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding, omdat dit niet gelijkgesteld kan worden aan het aanwezig zijn op een hoorzitting. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.092, en gelast dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 wordt vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet waardering onroerende zaken, waarbij de procedurele aspecten van het indienen van hoger beroep zijn uiteengezet.