ECLI:NL:RBBRE:2012:BW7309
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door gewekt vertrouwen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 27 maart 2012, staat de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting centraal. De belanghebbende, die zijn auto had geparkeerd op een door de gemeente aangewezen parkeerplaats, ontving een naheffingsaanslag omdat er geen geldig betaalbewijs aanwezig was. De belanghebbende voerde aan dat hij in een noodsituatie verkeerde, omdat zijn zoontje hevige buikkrampen had. Hij had zijn auto geparkeerd om snel naar een toilet te gaan, maar vergat een parkeerkaartje te kopen.
Tijdens de procedure werd duidelijk dat de parkeercontroleur, na het constateren van de overtreding, met de belanghebbende had gesproken. De controleur had de belanghebbende verzekerd dat, na het indienen van bezwaar, de naheffingsaanslag waarschijnlijk zou worden vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende op deze uitlatingen mocht vertrouwen, wat leidde tot de conclusie dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag zelf. Tevens werd de heffingsambtenaar gelast het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 te vergoeden. De rechtbank kwam niet toe aan de beoordeling van de vraag of er sprake was van overmacht, omdat de zaak reeds op basis van het gewekte vertrouwen werd beslist. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.