ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0397
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over aftrekbaarheid van kosten door gastouder en gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gastouder en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van kosten in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die als gastouder werkzaam was via een gastouderbureau, had een bedrag van € 1.201 aan kosten opgevoerd in haar aangifte. Deze kosten waren gebaseerd op een overzicht dat was opgesteld door het gastouderbureau in samenwerking met een belastingadvieskantoor, maar niet in overleg met de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat dit overzicht niet maatgevend was voor de werkelijk gemaakte kosten en dat de belanghebbende er geen vertrouwen aan kon ontlenen.
De rechtbank stelde vast dat de inspecteur in de aanslagfase had verzocht om een specificatie van de kosten. De belanghebbende had daarop een onkostenspecificatie overgelegd, maar de inspecteur concludeerde dat de opgevoerde kosten niet konden worden geaccepteerd. De inspecteur had de kosten in redelijkheid vastgesteld op € 500, wat leidde tot een correctie van de aangifte met € 701. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat zij meer dan € 500 aan kosten had gemaakt, aangezien zij geen bonnen of andere schriftelijke bescheiden had bewaard.
Daarnaast voerde de belanghebbende aan dat andere gastouders wel een kostenaftrek hadden gekregen van € 1.201, en dat de inspecteur het gelijkheidsbeginsel had geschonden. De rechtbank oordeelde echter dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat zij geen vergelijkbare gevallen had aangedragen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.