ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0397

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3906
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over aftrekbaarheid van kosten door gastouder en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gastouder en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van kosten in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die als gastouder werkzaam was via een gastouderbureau, had een bedrag van € 1.201 aan kosten opgevoerd in haar aangifte. Deze kosten waren gebaseerd op een overzicht dat was opgesteld door het gastouderbureau in samenwerking met een belastingadvieskantoor, maar niet in overleg met de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat dit overzicht niet maatgevend was voor de werkelijk gemaakte kosten en dat de belanghebbende er geen vertrouwen aan kon ontlenen.

De rechtbank stelde vast dat de inspecteur in de aanslagfase had verzocht om een specificatie van de kosten. De belanghebbende had daarop een onkostenspecificatie overgelegd, maar de inspecteur concludeerde dat de opgevoerde kosten niet konden worden geaccepteerd. De inspecteur had de kosten in redelijkheid vastgesteld op € 500, wat leidde tot een correctie van de aangifte met € 701. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat zij meer dan € 500 aan kosten had gemaakt, aangezien zij geen bonnen of andere schriftelijke bescheiden had bewaard.

Daarnaast voerde de belanghebbende aan dat andere gastouders wel een kostenaftrek hadden gekregen van € 1.201, en dat de inspecteur het gelijkheidsbeginsel had geschonden. De rechtbank oordeelde echter dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat zij geen vergelijkbare gevallen had aangedragen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/3906
Uitspraakdatum: 13 maart 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 29 april 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer: [nummer].H76).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2012 te Breda.
Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [gemachtigde].
Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 werkzaamheden verricht als gastouder via het gastouderbureau [de werkzaamheid] (hierna: de werkzaamheid). Daaruit heeft belanghebbende € 4.429 aan inkomsten genoten. Belanghebbende heeft deze inkomsten in haar aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2007 (hierna: de aangifte) aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.90 Wet IB 2001). Bij het bepalen van het resultaat dat zij heeft genoten uit deze werkzaamheid heeft belanghebbende een bedrag van € 1.201 aan kosten in aanmerking genomen, zodat het in de aangifte verantwoorde resultaat € 3.228 bedroeg (€ 4.429 - € 1.201).
2.2.In de aanslagfase heeft de inspecteur verzocht om een specificatie van de door belanghebbende in haar aangifte opgevoerde kosten. In reactie hierop heeft belanghebbende als bijlage bij haar brief van 18 oktober 2010 een onkostenspecificatie gevoegd dat gastouderbureau [de werkzaamheid] in samenwerking met het accountants- en belastingadvieskantoor [belastingadvieskantoor] had opgesteld.
2.3.Bij brief van 25 oktober 2010 heeft de inspecteur medegedeeld dat de door belanghebbende gestelde kosten ad € 1.201 niet gebaseerd kunnen worden op het overzicht van het gastouderbureau [de werkzaamheid]. Omdat de inspecteur het wel aannemelijk acht dat belanghebbende als gastouder kosten heeft gemaakt heeft hij deze – in redelijkheid - vastgesteld op € 500. In verband hiermee heeft de inspecteur de aangifte gecorrigeerd met een bedrag van € 701. De onderhavige aanslag is opgelegd conform deze aankondiging.
2.4.In geschil is het bedrag dat als aftrekbare kosten in aanmerking kan worden genomen bij het bepalen van het resultaat uit de onderhavige werkzaamheid.
2.5.Belanghebbende moet aannemelijk maken dat zij voor meer dan € 500 aan kosten heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende geen bonnen of andere schriftelijke bescheiden heeft bewaard van de door haar gemaakte kosten. Het door gastouderbureau [de werkzaamheid] in samenwerking met [belastingadvieskantoor] opgestelde overzicht kan niet als bewijs dienen voor belanghebbendes stelling dat zij meer dan € 500 aan kosten heeft gemaakt. Dit overzicht is slechts een algemeen voorbeeld van kosten die een gastouder normaal gesproken pleegt te maken. Welke kosten belanghebbende zelf heeft gemaakt kan daarmee niet worden bewezen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat belanghebbende niet aan haar bewijslast heeft voldaan. Voor zover belanghebbende heeft betoogd dat zij vertrouwen heeft kunnen ontlenen aan het door [belastingadvieskantoor] opgestelde overzicht, overweegt de rechtbank dat dit overzicht niet is opgesteld in samenspraak met de Belastingdienst. Naar het oordeel van de rechtbank kan belanghebbende aan dit overzicht dan ook geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen.
2.6.Belanghebbende heeft voorts gesteld dat andere gastouders die werkzaam waren voor [de werkzaamheid] wel een kostenaftrek hebben gekregen van € 1.201. De inspecteur heeft volgens belanghebbende dan ook het gelijkheidsbeginsel geschonden.
2.7.Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan sprake zijn indien a. de inspecteur een begunstigend beleid voert, b. ten aanzien van een (groep) belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk tot begunstiging of c. de inspecteur een meerderheid van met belanghebbende vergelijkbare gevallen door een fout gunstiger heeft behandeld dan belanghebbende zelf (de zogenoemde meerderheidsregel). Op belanghebbende rust de last om aannemelijk te maken dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Belanghebbende heeft echter tegenover de betwisting van de inspecteur geen enkel ander concreet geval genoemd waarin de aftrek van € 1.201 zonder nader bewijs is geaccepteerd. De rechtbank verwerpt dan ook belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel.
2.8.Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.9.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 13 maart 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 16 maart 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.