ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0396
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herstel van voorlopige teruggaaf en heffingsrente bij definitieve aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 13 maart 2012, gaat het om een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente. De belanghebbende had in 2009 haar aangifte inkomstenbelasting over 2008 ingediend, maar door een inleesfout bij de geautomatiseerde verwerking van de aangifte was er per abuis een te hoge voorlopige teruggaaf verleend. Dit leidde tot een onjuiste vaststelling van het verzamelinkomen en een voorlopige teruggaaf van € 1.998, inclusief € 94 aan heffingsrente.
Bij de definitieve aanslag werd deze fout hersteld, en het belastbare inkomen werd vastgesteld op € 13.861, wat resulteerde in een te betalen bedrag van € 2.210, inclusief € 194 aan heffingsrente. De belanghebbende verzocht in bezwaar om het toekennen van de alleenstaande-ouderkorting, maar de inspecteur weigerde dit. De rechtbank moest nu beoordelen of de belanghebbende recht had op deze korting.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet in aanmerking kwam voor de alleenstaande-ouderkorting, omdat zij niet had aangetoond dat zij haar dochter in belangrijke mate had onderhouden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het de beschikking heffingsrente betreft, vernietigde de uitspraak op bezwaar tegen de beschikking heffingsrente en verminderde de heffingsrente tot € 94. Voor het overige werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank gelastte dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan haar vergoedt.