ECLI:NL:RBBRE:2011:BV2018
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van de heffingsambtenaar inzake de waardering van onroerende zaken en vergoeding van kosten in bezwaar
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 15 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de waardering van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 191.000. In de uitspraak op bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 159.000, en werd er een kostenvergoeding van € 218 toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank moest echter oordelen over de vraag of de belanghebbende ook recht had op een vergoeding voor de kosten van een deskundigenrapport dat in bezwaar was ingediend.
De rechtbank overwoog dat de waarde van de woning mede was verminderd op basis van het taxatierapport dat door een taxateur was opgesteld. De rechtbank concludeerde dat de gelieerdheid van de taxateur aan de gemachtigde van de belanghebbende niet in de weg stond aan de erkenning van de taxateur als deskundige, zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat de kosten van het taxatierapport, die € 333,20 bedroegen, niet volledig vergoed konden worden, maar dat een bedrag van € 208,25 redelijk was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde het besluit van de heffingsambtenaar over de kosten van het bezwaar, en veroordeelde de heffingsambtenaar tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 644,75 bedroegen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd medegedeeld dat zij binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.