ECLI:NL:RBBRE:2011:BV1086
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling na overlijden van erflater en verdeling van de nalatenschap
In deze zaak gaat het om de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling na het overlijden van erflater in 2006. Erflater dreef samen met zijn echtgenote een onderneming en was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Na zijn overlijden is de nalatenschap bij notariële akte verdeeld, waarbij het ondernemingsvermogen aan de twee kinderen is toegedeeld. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling beperkt tot 1/3e gedeelte, in overeenstemming met het testament van erflater. Belanghebbende, de dochter van erflater, betwist deze beslissing en stelt dat de tweejaarseis van artikel 53a, derde lid, Successiewet (SW) niet van toepassing is, omdat de aanslag pas is opgelegd na de verdeling van de nalatenschap.
De rechtbank oordeelt dat de tekst van artikel 53a, derde lid, SW niet duidelijk is, maar dat de bedoeling van de wetgever is dat de tweejaarseis ook geldt in gevallen waarin nog geen aanslag is opgelegd. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht de verdeling van de nalatenschap niet heeft gevolgd en dat het beroep van belanghebbende ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur niet gebonden is aan een vermeende toezegging aan de notaris van belanghebbende, omdat er geen bewijs is dat de inspecteur een toezegging heeft gedaan om de akte van verdeling te volgen.
De uitspraak is gedaan op 23 november 2011 door een meervoudige kamer van de Rechtbank Breda, en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.