ECLI:NL:RBBRE:2011:BV1052
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kleine ondernemersregeling door een in Duitsland gevestigde ondernemer
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een in Duitsland gevestigde ondernemer en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland. De ondernemer had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuimboeten die hem waren opgelegd voor het tijdvak van 1 oktober tot en met 31 december 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ondernemer niet in Nederland is gevestigd en geen vaste inrichting heeft, waardoor hij op grond van artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) geen recht heeft op toepassing van de kleine ondernemersregeling (KOR). De rechtbank heeft het oordeel van het Hof van Justitie in de zaak Schmelz als relevant beschouwd en geconcludeerd dat de inspecteur de toepassing van de KOR terecht heeft geweigerd.
Tijdens de zittingen op 26 maart 2010 en 9 december 2011 zijn de gemachtigden van de belanghebbende en de inspecteur gehoord. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de KOR enkel van toepassing is voor ondernemers die zijn gevestigd in de lidstaat waar de btw verschuldigd is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de informatie in de aangifteformulieren niet voldoende is om een recht op de KOR te rechtvaardigen, en dat er geen sprake is van gewekt vertrouwen op basis van de toelichting bij de aangifte.
De rechtbank heeft het beroep van de ondernemer ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is op 2 januari 2012 aangetekend verzonden aan de partijen. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.