ECLI:NL:RBBRE:2011:BU8732
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.A.P. van Roij
- M.J.M. Mies
- Rechtspraak.nl
Aftrek van giften in de inkomstenbelasting en de voorwaarden voor een gift
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 17 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van een gift in de aangifte inkomstenbelasting. De belanghebbende had in 2007 werkzaamheden verricht voor verschillende algemeen nut beogende instellingen (ANBI's) en had de waarde van deze werkzaamheden, ter hoogte van € 17.500, als gift opgevoerd in zijn aangifte. De inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de aftrek terecht heeft gecorrigeerd. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een aanspraak op een beloning was ontstaan voor de verrichte werkzaamheden. De enkele stelling van de belanghebbende dat hem een marktconform uurtarief was aangeboden, was onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een gift, omdat de belanghebbende niet was verarmd door de werkzaamheden die hij had verricht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, zelfs als er veronderstellenderwijs van een aanspraak op beloning wordt uitgegaan, de belanghebbende fiscaal gezien als genieter van het geschonken bedrag zou worden aangemerkt. Dit zou betekenen dat zijn belastbaar inkomen zou stijgen, waardoor de aftrek van de gift niet volledig zou kunnen worden gerealiseerd. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.