ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4889

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1607
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verliesverrekening van negatief inkomen uit eigen woning in belastingjaar 2008

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende in 2001 inkomen uit een buitenlandse dienstbetrekking en een positief inkomen uit eigen woning in Nederland had. Achteraf bleek echter dat het inkomen uit eigen woning negatief was. Belanghebbende wilde dit negatieve inkomen in 2008 verrekenen door middel van verliesverrekening. De rechtbank overwoog dat het wereldinkomen uit werk en woning in 2001 per saldo positief was, waardoor er geen sprake was van een verlies dat met een later jaar kon worden verrekend.

De zaak werd behandeld door de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank. Belanghebbende had in 2001 een half jaar in dienstbetrekking in Jersey gewerkt en verdiende € 9.995. Zijn eigen woning was in die periode verhuurd. In zijn aangifte gaf hij het inkomen uit de buitenlandse dienstbetrekking aan en een positief inkomen uit eigen woning van € 501. De aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor 2001 werd vastgesteld op basis van een belastbaar inkomen van € 9.995, met voorkoming van dubbele belasting voor het buitenlandse inkomen.

In 2008 gaf belanghebbende een inkomen uit werk en woning aan van € 15.135. De inspecteur handhaafde de aanslag, ondanks het bezwaar van belanghebbende dat het negatieve inkomen uit eigen woning in 2001 in aanmerking moest worden genomen. De rechtbank oordeelde dat volgens de Wet IB 2001 het verlies uit werk en woning verrekend kan worden met inkomens uit werk en woning van de drie voorgaande en negen volgende jaren. Belanghebbende stelde dat het inkomen uit de buitenlandse dienstbetrekking buiten beschouwing moest worden gelaten bij de berekening van het verlies uit werk en woning in 2001.

De rechtbank concludeerde dat het inkomen uit werk en woning van belanghebbende in 2001 positief was, waardoor er geen verlies uit werk en woning was. Daarom was er geen reden voor toepassing van de regels van verliesverrekening. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op 4 oktober 2011 gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/1607
Uitspraakdatum: 4 oktober 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Terneuzen,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 6 oktober 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.135 (aanslagnummer [nummer]H.86).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2011 te Middelburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens de inspecteur,
[gemachtigden]
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft in het jaar 2001 een half jaar in dienstbetrekking in Jersey gewerkt. Hij heeft met deze werkzaamheden € 9.995 verdiend. Zijn eigen woning heeft hij in die periode verhuurd. Belanghebbende heeft in zijn aangifte het inkomen uit de buitenlandse dienstbetrekking aangegeven en een positief inkomen uit eigen woning van € 501. Hij had in 2001 geen ander inkomen uit werk en woning. De aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2001 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.995. Voor het inkomen uit de buitenlandse dienstbetrekking van € 9.995 is voorkoming van dubbele belasting verleend.
2.2.Achteraf is gebleken dat het inkomen uit eigen woning in 2001 negatief had moeten zijn. In het in geschil zijnde belastingjaar 2008 heeft belanghebbende een inkomen uit werk en woning aangegeven van € 15.135. De inspecteur heeft de aanslag overeenkomstig de aangifte vastgesteld. In bezwaar heeft belanghebbende gesteld dat bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008 alsnog rekening dient te worden gehouden met het negatieve inkomen uit eigen woning in 2001. Belanghebbende beroept zich daarbij op toepassing van de regels van verliesverrekening van artikel 3.150 Wet IB 2001. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
2.3.In geschil is of belanghebbende het negatieve inkomen uit eigen woning in 2001 kan verrekenen met het positieve inkomen uit werk en woning in 2008.
2.4.Volgens artikel 3.150 Wet IB 2001 wordt het verlies uit werk en woning verrekend met de inkomens uit werk en woning van de drie voorgaande en de negen volgende kalenderjaren. Belanghebbende is van mening dat bij de berekening van het verlies uit werk en woning in 2001, het inkomen uit de buitenlandse dienstbetrekking buiten beschouwing dient te worden gelaten. Het verlies uit werk en woning in 2001 is volgens belanghebbende daardoor gelijk aan het negatieve inkomen uit eigen woning van dat jaar.
2.5.Niet in geschil is dat belanghebbende in 2001 binnenlands belastingplichtig was. Binnenlandse belastingplichtigen worden in de heffing betrokken voor hun gehele wereldinkomen. Dat volgt uit het systeem van de wet. Positief buitenlands inkomen wordt daarbij gecompenseerd met negatief binnenlands inkomen in hetzelfde jaar. Indien dit per saldo leidt tot een negatief inkomen uit werk en woning is volgens artikel 3.148 Wet IB 2001 sprake van een verlies uit werk en woning.
2.6.Het inkomen uit werk en woning van belanghebbende in 2001 was positief. Er was daardoor per saldo geen sprake van een verlies uit werk en woning, zodat er geen reden is voor toepassing van de regels van verliesverrekening van artikel 3.150 Wet IB 2001. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.
2.7.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 4 oktober 2011 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 13 oktober 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch behandelt het hoger beroep namens het gerechtshof te ‘s-Gravenhage.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.