ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4854

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/3144
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot heropening van een belastingzaak na intrekking van beroepschriften

In deze zaak verzocht de belanghebbende de rechtbank om heropening van de behandeling van zijn beroepschriften tegen aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2003 en 2006. De belanghebbende had eerder zijn beroepschriften ingetrokken in het kader van een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat zolang de vaststellingsovereenkomst van kracht is, de intrekking van de beroepschriften rechtsgeldig is. Hierdoor kon de rechtbank het verzoek om heropening van het onderzoek niet honoreren. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd voor het verzoek tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst en wees de civiele rechter aan als de bevoegde instantie. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat herziening van de zaak niet mogelijk was, omdat er geen eerdere uitspraak was gedaan na de intrekking van de beroepschriften. Het verzoek tot heropening werd afgewezen, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M. Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, belastingrechter
Procedurenummer: AWB 08/3144, 08/3145 en 08/2691
Uitspraakdatum: 19 september 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in titel 8.2.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende.
tot heropening van het onderzoek in de zaken van belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest, kantoor Breda, kenmerken AWB 08/3144, 08/2691
1.Beslissing
De rechtbank:
-wijst het verzoek om heropening af;
-verklaart zich voor wat betreft de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst onbevoegd en wijst de civiele rechter aan als bevoegde rechter;
-verklaart het verzoek voor zover het strekt tot herziening niet-ontvankelijk.
2.Het geschil
2.1.Aan belanghebbende zijn aanslagen inkomstenbelasting opgelegd over de jaren 2003 en 2006 waarbij correcties zijn toegepast op het inkomen uit sparen en beleggen.
2.2.Namens belanghebbende is bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Nadat de inspecteur de bezwaren had afgewezen, heeft belanghebbende tegen de uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De zaken zijn op 23 januari 2009 ter zitting behandeld. De rechtbank heeft de behandeling geschorst en de zaak aangehouden. Belanghebbende en de inspecteur hebben vervolgens een compromis bereikt waarna belanghebbende bij brief van 3 april 2009 de beroepschriften heeft ingetrokken.
2.3.Belanghebbende heeft de rechtbank bij brief van 31 augustus 2011, aangevuld bij brief 12 september 2011, verzocht de aangemelde kwesties opnieuw in behandeling te nemen op basis van nieuwe feiten.
2.4.Een onderzoek ter zitting is op grond van het bepaalde in artikel 8:54 Awb achterwege gebleven.
Beoordeling van het verzoek
3.1.Belanghebbende heeft de beroepschriften tegen de uitspraken op bezwaar ingetrokken. De intrekking door belanghebbende was onderdeel van de met de inspecteur gemaakte afspraken over verlaging van de aanslagen. Belanghebbende en de inspecteur hebben daarover een vaststellingsovereenkomst gesloten.
3.2.Het juridisch kader van een vaststellingsovereenkomst is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 7:900 BW bepaalt:
1. Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.
2. De vaststelling kan tot stand komen krachtens een beslissing van partijen gezamenlijk of krachtens een aan één van hen of aan een derde opgedragen beslissing
En artikel 7:902 BW bepaalt:
Een vaststelling ter beëindiging van onzekerheid of geschil op vermogensrechtelijk gebied is ook geldig als zij in strijd mocht blijken met dwingend recht, tenzij zij tevens naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde.
3.3.In de vaststellingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de waardering van verhuurde panden voor de bepaling van het inkomen uit sparen en beleggen in de jaren 2003 en 2006. De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat de vaststellingsovereenkomst nietig zou zijn wegens strijd met de goede zeden of de openbare orde. De rechtbank zal derhalve uitgaan van de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst.
3.4.Het vorenoverwogene neemt niet weg dat de mogelijkheid bestaat dat een vaststellingsovereenkomst wordt vernietigd. Artikel 6:228 BW bepaalt daarover:
1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
a.indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
b.indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
c.indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.
3.5.De belastingrechter kan de rechtsgeldigheid van fiscale vaststellingsovereenkomsten alleen toetsen aan artikel 6:228 BW indien die rechtsgeldigheid aan de rechter wordt voorgelegd in het kader van een belastingprocedure. Nu belanghebbende de beroepschriften heeft ingetrokken, is er voor de onderhavige jaren geen belastingprocedure meer en kan alleen de civiele rechter de vaststellingsovereenkomst vernietigen. Zolang de vaststellingsovereenkomst bestaat, moet worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de intrekking van de beroepschriften. De rechtbank wijst om die reden het verzoek om heropening van het onderzoek af. Voor zover het verzoek strekt tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst verklaart de belastingrechter zich onbevoegd en wijst zij de civiele rechter aan als de bevoegde rechter (artikel 8:71 Awb).
3.6.Voor zover het verzoek van belanghebbende bedoeld is als een verzoek om herziening in de zin van artikel 8:88 Awb heeft het volgende te gelden. Herziening in de zin van artikel 8:88 Awb is alleen mogelijk indien er een uitspraak van de rechtbank is geweest. Nu belanghebbende de beroepschriften heeft ingetrokken, heeft de rechtbank geen uitspraak gedaan en is herziening niet mogelijk. In zoverre is het verzoek niet-ontvankelijk.
3.7.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 19 september 2011 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 30 september 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.