ECLI:NL:RBBRE:2011:BU2833
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- M.J. van Balkom
- Rechtspraak.nl
Waardebepaling van onroerende zaken en de rol van vergelijkingsobjecten in belastingzaken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 13 september 2011, staat de waardebepaling van een tussenappartement centraal. De belanghebbende, wonende te [woonplaats], heeft bezwaar aangetekend tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, die de waarde van zijn appartement had vastgesteld op € 1.352.000. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde in zijn uitspraken op bezwaar, maar de belanghebbende betwistte deze en stelde een lagere waarde van € 1.147.825 voor. De rechtbank heeft op 30 augustus 2011 een zitting gehouden waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde van het appartement had vastgesteld volgens de vergelijkingsmethode, waarbij rekening was gehouden met de verkoopprijzen van vergelijkbare objecten. De rechtbank erkende dat een penthouse, hoewel het een vergelijkingsobject was, in een hogere prijsklasse valt dan een tussenappartement. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met deze omstandigheid bij het vaststellen van de waarde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de waarde van het appartement vastgesteld op € 1.168.000, en de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar ook veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die € 45,20 bedroegen, en gelast dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan hem wordt vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.