ECLI:NL:RBBRE:2011:BT6775

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
26 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/2662
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing inspecteur om geen aangiftebiljetten omzetbelasting uit te reiken

In deze zaak heeft belanghebbende, een B.V. gevestigd te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Roermond, om vanaf 2001 geen aangiftebiljetten omzetbelasting aan haar uit te reiken. De rechtbank Breda heeft op 26 augustus 2011 uitspraak gedaan in deze kwestie. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van de inspecteur kan worden aangemerkt als een besluit, maar dat dit besluit geen belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking is. Hierdoor is belanghebbende niet ontvankelijk in haar beroep.

De rechtbank wijst erop dat volgens artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), tegen een besluit van de inspecteur alleen beroep kan worden ingesteld als het gaat om een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. Aangezien de inspecteur heeft besloten geen aangiftebiljetten uit te reiken, kan belanghebbende hiertegen geen beroep instellen. De rechtbank overweegt verder dat belanghebbende eerst bezwaar had moeten maken tegen het besluit van de inspecteur voordat zij beroep kon instellen.

De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van immateriële schade. De uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en mr. M.J. van Balkom, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2011. Afschrift van de uitspraak is op 7 september 2011 aangetekend verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/2662
Uitspraakdatum: 26 augustus 2011
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 en afdeling 8.2.4a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Roermond,
de inspecteur.
1.Motivering
1.1.Over de jaren 2001 tot heden heeft de inspecteur geen aangiftebiljetten omzetbelasting aan belanghebbende uitgereikt.
1.2.Belanghebbende heeft bij brief van 20 april 2011, bij de rechtbank binnengekomen op 13 mei 2011, beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur om vanaf 2001 tot heden geen aangiftebiljetten omzetbelasting aan haar uit te reiken.
1.3.Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de AWR kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge een belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het betreft:
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 van de AWR voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
1.4.Het belastingrecht kent dus een zogenoemd ‘gesloten stelsel van rechtsmiddelen’. Niet tegen elke beslissing van de inspecteur kan worden opgekomen. Dit kan alleen tegen een beslissing van de inspecteur die de wetgever uitdrukkelijk voor bezwaar en beroep vatbaar heeft verklaard. In dit geval heeft de inspecteur besloten niet langer aangiftebiljetten voor de omzetbelasting aan belanghebbende uit te reiken. Deze beslissing kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een besluit. Dit besluit is echter geen belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit betekent dat belanghebbende niet tegen dit besluit kan opkomen.
1.5.Tegen een besluit van de inspecteur moet eerst bezwaar worden ingesteld voordat beroep wordt ingesteld. De rechtbank zou het beroepschrift van belanghebbende moeten doorsturen als bezwaarschrift naar de inspecteur maar zal dat om redenen van proceseconomie niet doen nu het bezwaar sowieso niet ontvankelijk is. De rechtbank zal meteen beslissen en het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
1.6.Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Belanghebbende heeft in beroep gesteld dat haar omzetbelastingnummer ten onrechte op non-actief is gezet, omdat zij ook na 2000 als ondernemer voor de omzetbelasting moet worden aangemerkt. De beslissing van de inspecteur om belanghebbende niet langer als ondernemer aan te merken heeft geleid tot het opleggen aan belanghebbende van een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000. De juistheid van deze beslissing kan dan in de beroepsprocedure tegen deze naheffingsaanslag worden beoordeeld.
1.7.Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van geleden immateriële schade bestaat geen aanleiding.
2.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. M.J. van Balkom, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2011.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 7 september 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.