ECLI:NL:RBBRE:2011:BP5934
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Kooijman
- A. van Gessel
- J. Ebben
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontuchtige handelingen wegens gebrek aan bewijs
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda, is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde zedendelict. De zaak betreft ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij de rechtbank op 25 februari 2011 oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De officier van justitie had gesteld dat de aangifte van het slachtoffer steun vond in verklaringen van getuigen, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaringen niet consistent waren en niet voldoende bewijs boden. De verklaring van getuige 1 vertoonde belangrijke chronologische inconsistenties met de aangifte, terwijl getuige 2's verklaring ook niet als bewijs kon dienen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte beschikbaar zijn, en dat de wet vereist dat er meer bewijs moet zijn dan alleen de verklaring van één getuige. Gezien het gebrek aan ondersteunend bewijs, concludeerde de rechtbank dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.