ECLI:NL:RBBRE:2011:BP5309
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.A.P. van Roij
- M.J.M. Mies
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep en proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 2 februari 2011, betreft het een beroep van een onderneemster tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De inspecteur had eerder, op 14 april 2010, de aanslag ambtshalve verminderd, maar had dit nog niet geformaliseerd ten tijde van de zitting op 19 januari 2011. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan belang, aangezien de belanghebbende geen voordeel meer kan behalen uit een uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van haar reis- en verletkosten, die in totaal € 104,77 bedragen. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 41 aan de belanghebbende.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het vertrouwensbeginsel besproken, waarbij de belanghebbende aanvoert dat de inspecteur in eerdere gevallen kosten had goedgekeurd, wat haar vertrouwen wekte. De rechtbank concludeert echter dat, ondanks de toezegging van de inspecteur om de kosten te vergoeden, de belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak over de gegrondheid van het beroep. De rechtbank verwijst naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad om haar beslissing te onderbouwen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.