ECLI:NL:RBBRE:2011:BP5122
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van de heffingsambtenaar inzake WOZ-waarde en kostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Etten-Leur. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 14 juli 2010, waarin de waarde van zijn woning was vastgesteld op € 193.000 voor het belastingjaar 2010. De belanghebbende verzocht tevens om vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar. De rechtbank heeft op 12 januari 2011 een zitting gehouden, waar de gemachtigde van de belanghebbende en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de heffingsambtenaar vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning ten onrechte had vastgesteld en dat de wegingsfactor van 0,25 voor de kostenvergoeding niet op de zaak van toepassing was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende recht had op een kostenvergoeding van € 218 voor de bezwaarfase en € 874 voor de beroepsfase, en heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van deze kosten. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 door de verweerder moet worden vergoed.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat een zaak als gemiddeld moet worden aangemerkt, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. In dit geval was er geen reden om de wegingsfactor te verlagen, aangezien de belanghebbende de WOZ-waarde betwistte, wat een materieel geschil inhoudt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.