ECLI:NL:RBBRE:2010:BO5413

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/497
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging navorderingsaanslag inkomstenbelasting wegens onjuiste verwerking heffingskorting

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 19 november 2010 uitspraak gedaan in een geschil over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2002. De belanghebbende had niet aangegeven vermogen bij Van Lanschot Luxemburg, wat leidde tot de navorderingsaanslag. De rechtbank oordeelde ambtshalve in een tussenuitspraak dat de heffingskorting in de primitieve aanslag ten onrechte was bijgeteld in plaats van afgetrokken. Dit resulteerde in een te hoge belastingheffing in de primitieve aanslag, waardoor de navorderingsaanslag niet correct was. De rechtbank oordeelde dat het feit dat het juiste bedrag was terugbetaald irrelevant was voor de beoordeling van de navorderingsaanslag.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar, de navorderingsaanslag en de boetebeschikking. Tevens werd de heffingsrente tot nihil verminderd en werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 966 werden vastgesteld. De rechtbank gaf aan dat de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 diende te vergoeden.

Bij het instellen van hoger beroep diende de belanghebbende rekening te houden met specifieke vereisten, waaronder het indienen van een afschrift van de uitspraak en het ondertekenen van het beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat de zaak zonder nadere zitting kon worden afgedaan, aangezien de belanghebbende volledig in het gelijk werd gesteld. De uitspraak is onherroepelijk, tenzij binnen zes weken na verzending een rechtsmiddel wordt aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/497
Uitspraakdatum: 19 november 2010
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/ Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
1.Overwegingen
1.1.De rechtbank verwijst naar de inhoud van de tussenuitspraak van 8 september 2010 waarin de rechtbank ambtshalve heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak en de navorderingsaanslag.
1.2.De inspecteur heeft bij brief van 6 oktober 2010 aangegeven dat hij met deze conclusie instemt.
1.3.De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van7 oktober 2010 de mogelijkheid gegeven op de brief van de inspecteur te reageren. Belanghebbende heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.4.Nu het geschil zich beperkt tot de juistheid van de navorderingsaanslag en belanghebbende geheel in het gelijk wordt gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de zaak af te doen zonder nadere zitting. Het beroep is gegrond.
1.5.De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 966 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
2.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de navorderingsaanslag en de boetebeschikking;
-vermindert de heffingsrente tot nihil;
-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 966;
-gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr A.A. den Hartog en mr. W. Brouwer, rechters, en door de voorzitter ondertekend. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 2 december 2010
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.