ECLI:NL:RBBRE:2010:BO3570
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Hund
- Rechtspraak.nl
Hypotheekrenteaftrek en terbeschikkingstelling van een woning in uitzendsituaties
In deze zaak stond ter discussie of de woning van belanghebbende in Nederland ter beschikking was gesteld aan derden, zoals vereist in artikel 3.111, zesde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank Breda oordeelde dat de woning, die sinds 1 december 1993 door belanghebbende en zijn gezin werd bewoond, ook na de verhuizing van belanghebbende naar het buitenland ter beschikking bleef staan. Belanghebbende had zijn woning tijdelijk aan zijn dochter ter beschikking gesteld, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet betekende dat de woning niet meer aan belanghebbende ter beschikking stond. De rechtbank baseerde haar oordeel op de parlementaire geschiedenis van de wet, waarin werd gesteld dat hypotheekrenteaftrek mogelijk moest zijn in situaties waarin de woning de belastingplichtige ter beschikking blijft staan, ook al wordt deze tijdelijk door een familielid bewoond.
De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en verminderde de aanslag tot nihil voor zowel het belastbaar inkomen uit werk en woning als uit sparen en beleggen. Tevens werd het verlies uit werk en woning vastgesteld op € 8.589. De rechtbank veroordeelde de inspecteur tot betaling van de proceskosten van belanghebbende, die op € 622,20 werden vastgesteld, en gelastte de terugbetaling van het griffierecht van € 41 aan belanghebbende.
De uitspraak werd gedaan op 3 november 2010, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank benadrukte dat bij het indienen van hoger beroep een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen.