ECLI:NL:RBBRE:2010:BO0139

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
27 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1683
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag waterschapslasten voor één woning met twee huisnummers

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 27 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag waterschapslasten. De eiser, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen voor het jaar 2010 die waren opgelegd door de heffingsambtenaar van het waterschap Brabantse Delta. De eiser stelde dat er sprake was van één woonruimte, ondanks dat het pand twee huisnummers had. Tijdens een descente op 14 september 2010 is vastgesteld dat het pand feitelijk als één woning functioneert, wat in lijn is met de Verordening zuiveringsheffing en de Verordening watersysteemheffing van het waterschap.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er slechts één aanslag voor zowel de zuiveringsheffing als de watersysteemheffing kan worden opgelegd, aangezien er al eerder aanslagen voor het pand waren opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en vernietigde de eerdere uitspraken op bezwaar, evenals de latere aanslagen. Tevens werd bepaald dat de heffingsambtenaar het door de eiser betaalde griffierecht van € 41 moest vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/1683
Uitspraakdatum: 27 september 2010
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van het waterschap Brabantse Delta,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van verweerder van 14 april 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende over het jaar 2010 opgelegde op één aanslagbiljet waterschapslasten verenigde aanslagen zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen (aanslagnummer: [nummer]) .
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2010.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], alsmede namens verweerder, mr. [gemachtigde].
Ter zitting heeft de rechtbank een descente gelast, die heeft plaatsgevonden op 14 september 2010 in het pand gele[adres 1/2] te [woonplaats]. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], alsmede namens de verweerder, mr. [gemachtigde].
Van de descente is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Partijen hebben bij de descente aangegeven geen nadere zitting te wensen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
1.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraken op bezwaar;
-vernietigt de over het jaar 2010 opgelegde aanslagen zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen;
-gelast dat verweerder aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
2.Gronden
2.1.In geschil is het antwoord op de vraag of bij het pand [adres 1/2] te [woonplaats] sprake is van twee woonruimten in de zin van de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 en de Verordening watersysteemheffing Brabantse Delta 2009.
2.2.Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij bij de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staat ingeschreven op het adres [adres 2]. Zijn feitelijke verblijfplaats is Brazilië. De gemachtigde van belanghebbende staat bij de GBA ingeschreven op het adres [adres 1][adres 1/2] is reeds ten tijde van de bouw samengevoegd tot één woonhuis. [adres 2] is derhalve geen zelfstandig object. Volgens belanghebbende gaat verweerder ten onrechte uit van de aanwezigheid van twee woonruimten in het pand. Verweerder gaat voorbij aan de feitelijke omstandigheden en baseert zich enkel op de gegevens in de GBA. Belanghebbende concludeert dan ook tot vernietiging van de aanslagen zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen voor het adres [adres 2], nu reeds aanslagen zijn opgelegd voor [adres 1].
2.3.1.In artikel 1, onder d, van de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009 is bepaald dat onder woonruimte wordt verstaan een ruimte die blijkens haar inrichting is bestemd om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven.
2.3.2.De begripsbepaling van woonruimte in artikel 1, onder d, van de Verordening watersysteemheffing waterschap Brabantse Delta 2009 is gelijkluidend aan de begripsbepaling in de Verordening zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2009.
2.4.Uit het onderzoek ter plaatse is de rechtbank gebleken dat sprake is van één woonruimte. Verweerder heeft aangegeven dit standpunt niet te betwisten.
2.5.Nu sprake is van één woonruimte, kan maar eenmaal een aanslag zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen worden opgelegd. Vaststaat dat al eerder aanslagen voor het pand zijn opgelegd. De latere aanslagen moeten worden vernietigd.
2.6.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
2.7.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en
mr. M.P.J. Tillie, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 oktober 2010
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.