ECLI:NL:RBBRE:2010:BM1973
Rechtbank Breda
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening huurtoeslag en heffingskorting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 8 april 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van belanghebbende, die zich richtte tegen het niet uitbetalen van de huurtoeslag voor het jaar 2008 en het niet toekennen van de heffingskorting voor het jaar 2010. De verweerders in deze procedure waren de inspecteur van de Belastingdienst Toeslagen, kantoor Utrecht, en de inspecteur van de Belastingdienst Zuidwest, kantoor Roosendaal. De voorzieningenrechter heeft beide verzoeken gelijktijdig behandeld en uiteindelijk afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van belanghebbende niet ontvankelijk was voor zover het betrekking had op de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor 2010, aangezien er geen bezwaar openstond tegen een voorlopige aanslag. Wat betreft de huurtoeslag 2008 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat het verzoek om een voorlopige voorziening pas in maart 2010 was ingediend, terwijl de huurtoeslag betrekking had op het jaar 2008. Dit tijdsverloop maakte dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat belanghebbende in beginsel de gewone rechtsgang kan volgen om een rechterlijke uitspraak te verkrijgen over de huurtoeslag 2008. De uitspraak is gedaan zonder dat partijen ter zitting zijn verschenen, op grond van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Jansen.