ECLI:NL:RBBRE:2010:BL7117

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
577136 cv 09-9473
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg polisvoorwaarden en rechtsverwerking in verzekeringsovereenkomst

In deze zaak vorderde eiser, die in persoon procedeerde, een verklaring voor recht dat de verzekeringsovereenkomst met Glasassurantie Maatschappij Midglas B.V. per 1 september 2007 was geëindigd. Eiser stelde dat hij geen belang meer had bij de verzekering omdat het pand, waarop de verzekering betrekking had, was verhuurd. De gedaagde, Midglas, betwistte de vordering en stelde dat de verzekeringsovereenkomst niet was geëindigd omdat eiser nog steeds eigenaar van het pand was en niet aan de voorwaarden voor beëindiging had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de verzekeringsovereenkomst niet was geëindigd, omdat eiser zijn verplichtingen uit de algemene voorwaarden niet was nagekomen. Eiser had de facturen van Midglas betaald zonder melding te maken van de leegstand van het pand, waardoor hij zijn recht om zich op de beëindiging van de overeenkomst te beroepen had verwerkt. De kantonrechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 17 maart 2010.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Breda
zaak/rolnr.: 577136 CV EXPL 09-9473
vonnis d.d. 17 maart 2010
inzake
[eiser],
wonende te ‘s-Hertogenbosch,
eiser,
procederend in persoon,
tegen
de naamloze vennootschap Glasassurantie Maatschappij Midglas B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar directeur C.P.A. van Haperen.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 26 november 2009 met producties;
b. de conclusie van antwoord van 9 december 2009;
c. de conclusie van repliek van 6 januari 2010 met één productie;
d. de conclusie van dupliek van 3 februari 2010.
2. Het geschil
2.1 Eiser (verder te noemen [eiser]) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair voor recht te verklaren dat de verzekeringsovereenkomst tussen [eiser] en gedaagde (verder te noemen Midglas) is geëindigd per 1 september 2007 en subsidiair de verzekeringsovereenkomst tussen [eiser] en Midglas te ontbinden;
- Midglas te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 212,36 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- Midglas te veroordelen in de proceskosten.
2.2 Midglas concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende betwist, dan wel op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast:
- [eiser] is sinds 2004 eigenaar van het pand staande en gelegen te ’s-Hertogenbosch aan het adres Oliemolensingel 1 (verder te noemen het pand).
- Tot 1 oktober 2006 huurde de B.V. van [eiser] het pand van [eiser] in privé.
- Ten behoeve van het pand is met ingang van 1 juli 1994 een glasverzekering afgesloten bij Midglas. Sinds 7 september 2004 is [eiser] verzekeringnemer.
- De verzekeringsovereenkomst is aangegaan voor een periode van 20 jaar, derhalve tot 1 juli 2014.
- Op de verzekeringsovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Midglas van toepassing. In de algemene voorwaarden van Midglas staat:
‘(…)
artikel 5. – Wijziging
De verzekeringnemer is verplicht van iedere wijziging of nieuwe toestand van het glas of het pand onmiddellijk, doch uiterlijk binnen 14 dagen, opgave te doen aan de Maatschappij, zo ook wanneer het pand een andere bestemming krijgt dan bij de aanvraag van de verzekering.
artikel 6. – Duur van de verzekering
Deze verzekering (…) eindigt: (…)
4. bij eigendomsovergang en zodra de verzekeringnemer (…) ophoudt belang te hebben bij het verzekerde glas;
5. zodra het pand, waarin het verzekerde glas zich bevindt, langer dan 14 dagen achtereen leeg staat. (…)’
- Hoenderkamp Assurantiën schrijft op 21 september 2006 aan [eiser]: ‘Hierbij hebben wij een kopie polis ontvangen van Reaal Verzekeringen waarin de leegstand van het pand vermeld. (…)’. Op 15 juni 2007 schrijft Reaal Verzekeringen aan [eiser]: ‘(…) Volgens onze gegevens staat dat pand leeg vanaf 1 september 2006. (…) Graag vernemen wij van u of het pand thans leeg staat of in gebruik is genomen. ’
- [eiser] schrijft op 17 augustus 2009 aan zijn assurantietussenpersoon Meeùs Assurantiën Zuid B.V.: ‘(…) De onroerende zaak Oliemolensingel 1 te ’s-Hertogenbosch, waarop de glasverzekering betrekking heeft, is sedert 1 september 2007 verhuurd aan Damhout Elshout Verschure Organisatieadviseurs zodat ik geen belang meer heb bij de verzekering. Abusievelijk ben ik dat vergeten te melden. Vriendelijk verzoek ik u in overleg te treden met Midglas N.V. ter beëindiging van de glasverzekering met terugwerkende kracht ingaande 1 juli 2009.’
- Midglas schrijft op 22 oktober 2009 aan Meeùs Assurantiën Zuid B.V.: ‘(…) Wij zullen bovengenoemde polis op 01-07-2014 beëindigen: De heer [eiser] is nog steeds eigenaar van het pand, dus komt het verzekerde belang niet te vervallen.’
- Midglas heeft aan [eiser] een drietal facturen gezonden. De premie voor de periode 1 juli 2007 tot 1 juli 2008 2007 bedraagt € 65,97, de premie voor de periode 1 juli 2008 tot 1 juli 2009 € 71,63 en de premie voor de periode 1 juli 2009 tot 1 juli 2010 € 74,76.
- [eiser] heeft deze bedragen aan Midglas betaald.
3.2 De standpunten van partijen.
3.2.1 [eiser] vordert een verklaring voor recht dat de verzekeringsovereenkomst per 1 september 2007 is geëindigd. Voorts vordert [eiser] de ten onrechte door hem betaalde premie van € 212,36 terug van Midglas, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
Hij heeft geen belang meer bij de verzekering nu het pand is verhuurd aan een derde. Zo dient artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden ook te worden uitgelegd. Voorts is artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend en strekt het slechts ten voordeel van Midglas. [eiser] beroept zich op artikel 7:940 lid 3 BW. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat nu het pand vanaf 1 september 2006 langer dan 14 dagen heeft leeggestaan, de overeenkomst op 15 september 2006 is geëindigd.
3.2.2 Midglas stelt dat in de algemene voorwaarden een limitatief aantal gevallen is opgenomen waarin de glasverzekering eindigt. De voorwaarden genoemd in artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden zijn cumulatief. Nu [eiser] niet aan beide voorwaarden heeft voldaan, eindigt de verzekering niet. [eiser] blijft bovendien belang houden bij het verzekerde glas nu hij eigenaar is van het pand. Artikel 7:940 lid 3 BW is niet van toepassing nu de verzekeringnemer in artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden niet wordt benadeeld ten opzichte van de verzekeraar of anders wordt behandeld dan de verzekeraar. Midglas betwist dat de verzekeringsovereenkomst is geëindigd omdat het pand leegstond. De vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
3.3 De kantonrechter overweegt het volgende.
3.3.1 Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen in de zin van artikel 7:925 lid 1 BW. Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst is aangegaan voor een periode van 20 jaar, dat deze in beginsel niet tussentijds opzegbaar is en dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van Midglas van toepassing zijn.
3.3.2 Tussen partijen bestaat onenigheid over de uitleg van artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden. Artikel 6 van de algemene voorwaarden ziet op de duur van de verzekeringsovereenkomst. In lid 2 tot en met 5 is bepaald in welke gevallen de verzekeringsovereenkomst voor het einde van de overeengekomen periode eindigt. Midglas heeft onweersproken gesteld dat zij in artikel 6 heeft beoogd een limitatief aantal gevallen waarin de verzekeringsovereenkomst eindigt op te nemen. De kantonrechter overweegt dat indien Midglas voor ogen had dat de verzekeringsovereenkomst zou eindigen in geval van eigendomsovergang of in geval van het eindigen van belang aan de zijde van de verzekeringnemer, het voor de hand ligt dat Midglas deze situaties separaat zou hebben opgenomen in het artikel in plaats van in hetzelfde lid. Dat heeft [eiser], die advocaat is, kunnen en moeten begrijpen.
3.3.3 De kantonrechter is daarom van oordeel dat enkel indien aan de beide in artikel 6 lid 4 genoemde voorwaarden is voldaan, de verzekeringsovereenkomst (voor het einde van de looptijd) eindigt. Het enkele feit dat [eiser] geen belang meer zou hebben bij het verzekerde glas is aldus onvoldoende om te concluderen dat de verzekeringsovereenkomst is geëindigd nu [eiser] nog steeds eigenaar van het pand is.
3.3.4 [eiser] stelt zich voorts op het standpunt dat artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is. [eiser] heeft evenwel nagelaten zijn stelling nader toe te lichten zodat de kantonrechter daaraan voorbij zal gaan.
3.3.5 Voorts begrijpt de kantonrechter dat [eiser] betoogt dat artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden uitsluitend ten voordeel van Midglas strekt en dus in strijd is met artikel 7:940 lid 3 BW. [eiser] stelt daartoe dat nu de verzekeraar de overeenkomst mag opzeggen indien er sprake is van eigendomsovergang en zodra de verzekeringnemer geen belang meer heeft bij het verzekerde glas, deze bevoegdheid ook aan [eiser] als verzekeringnemer toekomt op basis van artikel 7:940 lid 3 BW.
Hierin valt [eiser] niet te volgen. Artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden spreekt immers niet van een opzeggingsbevoegdheid voor de verzekeraar of voor de verzekeringnemer maar van eindigen van de overeenkomst. De situatie als bedoeld in artikel 7:940 lid 3 BW doet zich thans niet voor.
3.3.6 Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat de verzekeringsovereenkomst onvoorwaardelijk is geëindigd op 15 september 2006 nu het pand op die datum 14 dagen leeg stond. Ter ondersteuning van zijn stelling heeft [eiser] een brief van Hoenderkamp Assurantiën van 21 september 2006 en een brief van Reaal Verzekeringen van 15 juni 2007 overgelegd.
Midglas heeft de stelling van [eiser] gemotiveerd betwist. Zij stelt dat niet is komen vast te staan dat het pand leegstond. Zelfs al zou dit wel het geval zijn geweest, is de overeenkomst niet geëindigd nu daarvan geen mededeling aan Midglas is gedaan en het pand inmiddels weer is verhuurd, aldus Midglas.
3.3.7 Uit de door [eiser] overgelegde stukken kan worden afgeleid dat het pand op 1 september 2006 leegstond en dat op 29 augustus 2007 een huurovereenkomst ten aanzien van het pand tot stand is gekomen. Echter, niet noodzakelijkerwijs volgt daaruit dat het pand in de tussenliggende periode leeg heeft gestaan. Daarenboven heeft te gelden dat [eiser] – die geacht wordt bekend te zijn met de inhoud van de algemene voorwaarden van Midglas – de factuur van Midglas van 1 juli 2007 heeft voldaan. Door voor betaling van die factuur en van de daarop volgende facturen zorg te dragen zonder aan Midglas melding te maken van de leegstand (waartoe hij ook ex artikel 5 van de algemene voorwaarden verplicht was), heeft [eiser] zijn recht om zich op artikel 6 lid 5 van de algemene voorwaarden te beroepen verwerkt.
3.3.8 Het voorgaande leidt ertoe dat de verzekeringsovereenkomst tussen [eiser] en Midglas niet is geëindigd zodat de primaire vordering van [eiser] evenals de vordering tot terugbetaling van de premie zal worden afgewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding de subsidiaire vordering van [eiser] tot ontbinding van de overeenkomst toe te wijzen nu door [eiser] niet is gesteld dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van Midglas. De kantonrechter is daarvan overigens ook niet gebleken.
3.4 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Midglas worden begroot op nul nu Midglas wordt geacht in persoon te procederen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Midglas begroot op nul.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wallis, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010.