In deze civiele zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, heeft eiser, een particulier, Loco VOF, een vennootschap onder firma, aangeklaagd voor schadevergoeding. De zaak betreft werkzaamheden die door Loco VOF zijn uitgevoerd aan een door eiser nieuw te bouwen woning tussen juli 2004 en september 2005. Eiser vorderde primair een schadevergoeding van EUR 123.023,58, vermeerderd met rente en kosten, en subsidiair de benoeming van een deskundige. Loco VOF voerde verweer en vorderde in reconventie betaling van EUR 12.454,70, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst was voor de werkzaamheden en dat de vorderingen van eiser niet konden worden onderbouwd. De rechtbank verklaarde eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde hem in de proceskosten van Loco VOF. In reconventie werd de vordering van Loco VOF tot betaling van EUR 12.454,70 toegewezen, evenals de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 13 januari 2010.