ECLI:NL:RBBRE:2009:BM9917
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 18 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een ambtshalve opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004. De inspecteur verklaarde het bezwaar op 18 juli 2007 niet-ontvankelijk. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 15 april 2008 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en de belanghebbende verzocht om nadere stukken in te zenden. De belanghebbende heeft vervolgens op 30 juli 2008 aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, welke zijn vastgesteld op € 644. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren om af te wijken van dit forfaitaire bedrag. Tevens werd overwogen dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase had verzocht voordat de uitspraak op bezwaar was gedaan, zoals vereist op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en de Staat aangewezen als de rechtspersoon die het bedrag aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.