ECLI:NL:RBBRE:2009:BK4264
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- M. Mies
- Rechtspraak.nl
Compensatieregeling grensarbeiders en heffingsrente bij belastingaanslag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 6 november 2009, staat de compensatieregeling voor grensarbeiders centraal. De belanghebbende, woonachtig in Nederland en werkzaam in België, had zijn vakantiegeld niet aangegeven in zijn Belgische belastingaangifte. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur van de Belastingdienst compensatie moet verlenen voor de bedrijfsvoorheffing die op het vakantiegeld is ingehouden. Dit is in lijn met artikel 27 van het Belastingverdrag tussen Nederland en België van 5 juni 2001, waarin is vastgelegd dat deze bedrijfsvoorheffing als verschuldigde belasting wordt aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur te laat een voorlopige aanslag had moeten opleggen, namelijk uiterlijk drie maanden na de indiening van de aangifte. De belanghebbende had voldoende gegevens verstrekt in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigt de uitspraken op bezwaar van de inspecteur en vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 22.821, met verrekening van € 6.901 aan loonheffing. Tevens wordt de heffingsrente verlaagd tot € 36.
De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 45,60 en dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de uitspraak op 6 november 2009 gedaan, en het proces-verbaal is op 16 november 2009 aan de partijen verzonden.