ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ7829
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- M.S.J. Pijnenburg-Braspenning
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de algemene compensatieregeling en heffingsrente bij voorlopige teruggaaf
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 1 juli 2009, staat de toepassing van de algemene compensatieregeling en de heffingsrente bij een voorlopige teruggaaf centraal. De belanghebbende, een inwoner van Nederland die werkzaam is in België, had recht op een voorlopige teruggaaf. Echter, bij het vaststellen van de definitieve aanslag bleek dat deze teruggaaf te hoog was. Hierdoor moest de belanghebbende een bedrag terugbetalen, waarover € 710 aan heffingsrente in rekening werd gebracht. De rechtbank moest oordelen of deze heffingsrente terecht was opgelegd.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheden die hebben geleid tot de hoogte van het terug te betalen bedrag voor rekening van de belanghebbende dienen te blijven. Dit betekent dat de heffingsrente terecht in rekening is gebracht. De rechtbank wijst ook de beroepen van de belanghebbende op het besluit CPP2001/2210 en de coulanceregeling af, waarmee de belanghebbende trachtte de heffingsrente te betwisten.
De voorzieningenrechter behandelt ook de procedure rondom de voorlopige voorziening. De belanghebbende had een verzoek ingediend om de invorderingsrente stop te zetten, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen bezwaar of beroep aanhangig is tegen enig besluit over de invorderingsrente. Hierdoor kan er geen voorlopige voorziening worden getroffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de wet geen ruimte biedt om aan het verzoek te voldoen. De uitspraak is gedaan zonder toepassing van artikel 8:83, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.