ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ2896
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van omzetbelasting en de gevolgen van de termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 10 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, die een vakantiewoning in Frankrijk exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had in 2002 een bouwperceel gekocht met de intentie om hierop een pand te laten bouwen. In 2006 diende hij een verzoek in om teruggaaf van omzetbelasting over de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004. De inspecteur verklaarde dit verzoek echter niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, omdat het verzoek niet binnen de wettelijke termijn was ingediend zoals voorgeschreven in artikel 33 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet binnen de gestelde termijn om teruggaaf heeft verzocht en dat er geen toezeggingen zijn gedaan door de Belastingdienst die het vertrouwen van de belanghebbende konden rechtvaardigen. De belanghebbende beriep zich op een landelijke interne richtlijn van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelde dat hij pas na afloop van de wettelijke termijn kennis had kunnen nemen van deze richtlijn. Hierdoor kon hij hier geen vertrouwen aan ontlenen.
De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht het verzoek om teruggaaf niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.