ECLI:NL:RBBRE:2009:BI0047
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de verschuldigde BPM voor een gebruikte auto
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 4 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een autodealer, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over de hoogte van de verschuldigde belasting op personenauto's en motorrijwielen (BPM). De eiseres had eind januari 2007 een orderbevestiging getekend voor de verkoop van een exclusieve auto, waarbij op de order stond dat het een nieuwe auto betrof. Echter, op 12 februari 2007 werd er een Duits kenteken voor de auto afgegeven, wat de rechtbank deed concluderen dat het hier om een gebruikt voertuig ging in de zin van de Wet BPM. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de afschrijving voor de BPM-berekening moest worden vastgesteld aan de hand van nieuwe auto’s van hetzelfde merk en type, omdat de eigenschappen van de auto daarmee het meest overeenkwamen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de catalogusprijs inclusief BTW en BPM € 283.373 bedroeg, met een BPM-bedrag van € 73.847. De inspecteur had op basis van een hertaxatie door een register-taxateur een BPM van € 69.544 vastgesteld, welke door de eiseres was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de BPM niet te hoog had vastgesteld, omdat de gerealiseerde verkoopprijs van € 292.000 niet kon dienen als de feitelijke consumentenprijs, gezien de omstandigheden van de verkoop en de registratie in Duitsland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiseres de verschuldigde BPM moest betalen zoals vastgesteld door de inspecteur.