ECLI:NL:RBBRE:2008:BO5418
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2005
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 augustus 2008 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 3.020 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.625 had vastgesteld. De belanghebbende, die bezwaar had gemaakt tegen deze aanslag, stelde dat de onroerende zaken die hij bezat, in box 1 belast moesten worden in plaats van box 3, en dat hij recht had op een hoger bedrag aan aftrek van buitengewone uitgaven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende en zijn echtgenote onroerende zaken bezaten die verhuurd waren aan derden, maar dat één van de onroerende zaken leegstond in afwachting van een bouwvergunning. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de exploitatie van de onroerende zaken in box 1 moest worden belast. De rechtbank concludeerde dat de exploitatie niet op een wijze was die normaal vermogensbeheer te buiten ging, en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een onderneming.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd medegedeeld dat zij binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.