ECLI:NL:RBBRE:2008:BM6359
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navordering inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; kwade trouw bij aangifte
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 4 september 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Russische nationaliteit hebbende belastingplichtige, en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2003, opgelegd door de inspecteur op 24 januari 2008. De navorderingsaanslag was gebaseerd op het feit dat de eiser ten onrechte een bedrag van € 64.123 aan scholingsuitgaven in aftrek had gebracht op zijn belastbare inkomen, wat leidde tot een belastbaar inkomen van € 187.140. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur gerechtigd was tot navordering op basis van artikel 16 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR).
De rechtbank oordeelde dat de eiser, die tussen 1991 en 2004 in Nederland woonachtig was en werkzaam was voor een in Nederland gevestigde handelsmaatschappij, niet aan de voorwaarden voor aftrek voldeed. De inspecteur had tijdens een controle van de aangifte over het jaar 2004 vragen gesteld over de aftrek van studiekosten in het onderhavige jaar. De rechtbank concludeerde dat de eiser bij het doen van de aangifte te kwader trouw was, omdat hij zich niet had laten weerhouden om de aangifte te doen zonder de voorwaarden voor de aftrek van scholingsuitgaven te controleren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.M. Dondorp-Loopstra, griffier. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.