ECLI:NL:RBBRE:2008:BH1295
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdige verzending van naheffingsaanslag omzetbelasting en bewijsvoering door de inspecteur
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 16 december 2008, staat de tijdige verzending van een naheffingsaanslag omzetbelasting centraal. De naheffingsaanslag, gedateerd op 29 december 2007, werd door belanghebbende op 3 januari 2008 ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de tijdige terpostbezorging van de aanslag moet bewijzen. De inspecteur overlegt een computeruitdraai en een ambtseedverklaring van een ambtenaar van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelt dat deze stukken op zichzelf onvoldoende bewijs leveren. De rechtbank wijst op de gebruikelijke handelwijze bij de Belastingdienst, waarbij de dagtekening van een aanslag doorgaans na de verzenddatum ligt. Gezien de omstandigheden en de feitelijke ontvangstdatum acht de rechtbank het aannemelijk dat de aanslag nog in 2007 is verzonden, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard voor de aanslag zelf.
Daarnaast is er een geschil over de hoogte van de heffingsrente. De rechtbank oordeelt dat het niet handelen van de inspecteur in 2002 niet aan belanghebbende kan worden toegerekend, aangezien zij geen aangiften heeft ontvangen. De rechtbank vermindert de heffingsrente tot € 1.570. De uitspraak benadrukt de bewijslast van de inspecteur en de noodzaak van adequate bewijsvoering bij belastingzaken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor de beschikking heffingsrente en ongegrond voor de aanslag.