ECLI:NL:RBBRE:2008:BG4259
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot opheffing van de vereffening van een nalatenschap met oninbare schulden
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 13 november 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een overleden persoon, die op 3 augustus 2006 is overleden. De verzoekers, erfgenamen van de erflater, hebben verzocht om de vereffening op te heffen op grond van artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de nalatenschap vrijwel geen baten bevatte. Uit de vermogenbeschrijving bleek dat alle bekende schuldeisers hun vorderingen als oninbaar hadden afgeboekt, waaronder de hypotheekhouder met betrekking tot een restantschuld van €16.665,98. Tevens was er een uitkering uit een levensverzekering gedaan aan de erfgenamen, die niet tot de nalatenschap behoort.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sinds het overlijden van de erflater meer dan twee jaar zijn verstreken en dat de nalatenschap vrijwel geen baten bevat. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek tot opheffing van de vereffening toewijsbaar is, en dat publicatie van de opheffing achterwege kan blijven vanwege onvoldoende saldo. De vereffeningkosten zijn vastgesteld op €3.272,50, die voor zover mogelijk ten laste van de boedel komen, en voor het overige ten laste van de erfgenamen/vereffenaars.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de opheffing van de vereffening wordt bevolen, de vereffeningkosten worden vastgesteld, en dat publicatie van deze beslissing niet nodig is. De griffier is belast met de inschrijving van de opheffing in het boedelregister. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden.