ECLI:NL:RBBRE:2008:BD5620
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- A.A. den Hartog
- I.J.F.A. van Vijfeijken
- Rechtspraak.nl
Boete bij primitieve aanslag en de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 8 mei 2008, staat de vergrijpboete centraal die aan de belanghebbende is opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van Beheer BV, had in 1993 een overeenkomst gesloten met zijn BV tot uitstel van betaling van zijn salaris tot 1 oktober 2003. In de jaarstukken van de BV werd een reserve uitgesteld salaris (RUS) opgenomen, maar in de aangifte inkomstenbelasting over 2003 heeft de belanghebbende niets vermeld over dit uitgestelde salaris. De inspecteur heeft het bedrag van de RUS belast in 2003 en een vergrijpboete opgelegd van € 8.259 wegens het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte.
De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende op de hoogte moest zijn van de vorderbaarheid en inbaarheid van het uitgestelde salaris op de fatale datum van 1 oktober 2003. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat er een nadere overeenkomst tot uitstel van betaling is geweest, zoals de belanghebbende stelt. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan door het uitgestelde salaris niet te vermelden. De rechtbank legt de verantwoordelijkheid voor het indienen van een juiste aangifte bij de belanghebbende zelf, ongeacht de kennis van zijn adviseur. De opgelegde boete wordt als passend en geboden beschouwd, en het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard.