ECLI:NL:RBBRE:2008:BD1504
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na mediationovereenkomst tussen belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 10 april 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV, hierna belanghebbende genoemd, en de ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft een verzoek van belanghebbende om de ontvanger te veroordelen in de proceskosten, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek volgde na een succesvolle mediation tussen partijen, waarbij zij een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.
Na de mediation ontving belanghebbende een brief van de rechtbank met het verzoek om het beroepschrift in te trekken, waarbij ook werd vermeld dat zij om een proceskostenvergoeding kon vragen. Belanghebbende heeft hierop een verzoek ingediend, maar de ontvanger beriep zich op de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende geen recht had op vergoeding van de proceskosten, omdat de overeenkomst duidelijk maakte dat er geen vorderingen meer tussen partijen bestonden.
Desondanks oordeelde de rechtbank dat het griffierecht, dat door belanghebbende was betaald, moest worden teruggegeven. Dit was het gevolg van het feit dat belanghebbende door de brief van de rechtbank op het verkeerde been was gezet en daardoor kosten had gemaakt. De rechtbank heeft bepaald dat de griffier het door belanghebbende gestorte griffierecht van € 281 aan haar zal terugbetalen.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof. De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante juridische bepalingen en de inhoud van de vaststellingsovereenkomst in overweging genomen, en heeft de belangen van beide partijen zorgvuldig afgewogen.