Uitspraak
RECHTBANK BREDA
f66.000 ( [aanslagnummer] ) alsmede de bij beschikking opgelegde boete van
f1.000.
1.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het de naheffingsaanslag betreft;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de boete betreft;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de boete;
- stelt de boete op nihil;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 241,50 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden.
2.Gronden
f66.000. De vennootschap is op 17 februari 1998 failliet verklaard.
f21.210 zoals opgenomen in de alsnog ingediende aangifte. De inspecteur heeft over het vierde kwartaal een bedrag van
f66.000 aan loonbelasting in aanmerking genomen. Deze aanslag is gebaseerd op een schatting. Belanghebbende heeft loonstroken en een uitdraai van kasbetalingen aan verschillende werknemers overgelegd. Belanghebbende stelt weliswaar maar bewijst niet dat de kasbetalingen deels leningen waren aan de werknemers. Wanneer de kasbetalingen als loon worden beschouwd, is in het vierde kwartaal in elk geval meer loonbelasting verschuldigd geweest dan de door belanghebbende alsnog aangegeven loonbelasting. Voorts is geen loon voor de bestuurders van de vennootschap in deze aangifte opgenomen. Onder deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur de schatting van
f66.000 aan loonbelasting in redelijkheid heeft kunnen maken. Het gelijk is op dit punt aan de inspecteur.
f1.000 betreft volgens de inspecteur een verzuimboete in de zin van artikel 67a van de AWR. Op de door de inspecteur overgelegde computeruitdraai van de naheffingsaanslag staat deze verzuimboete niet vermeld. Op grond van de parlementaire behandeling van het betreffende artikel 67a, dient de boete in het kader van de rechtszekerheid gelijktijdig met de aanslag te worden opgelegd. Indien het opleggen van de boete achterwege is gebleven, en later blijkt dat wel aan de voorwaarden voor een boete was voldaan, dan kan deze omissie niet meer worden hersteld (MvT, Kamerstukken II 1993/94, 23 470, nr. 3). De boete dient derhalve te worden vernietigd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;