ECLI:NL:RBBRE:2007:BG6491
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en vergrijpboete wegens handel in verdovende middelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 18 mei 2007 uitspraak gedaan over de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en een vergrijpboete opgelegd aan de belanghebbende, die was veroordeeld voor de handel in verdovende middelen. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd voor het jaar 2000, waarbij werd uitgegaan van een belastbaar inkomen van f 157.129 en een vergrijpboete van f 35.448. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting, maar had eerder verklaard dat hij zich niet bewust was van zijn verplichtingen vanwege zijn verslaving aan drugs.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur zich terecht op omkering van de bewijslast beriep, omdat de belanghebbende geen aangifte had gedaan. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende inkomsten uit de handel in verdovende middelen had gegenereerd, die hij niet had aangegeven. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking en verminderde de boete tot f 5.934 (€ 2.692). Voor het overige verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.
De rechtbank overwoog dat de inspecteur een redelijke schatting had gemaakt van de bruto-inkomsten van de belanghebbende op basis van zijn verklaringen in een strafzaak. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de verzwegen inkomsten lager waren dan door de inspecteur was gesteld. De rechtbank veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende en gelastte de vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.