ECLI:NL:RBBRE:2007:BB2192

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/233
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de belastingkamer in verzoek tot herziening en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 17 juli 2007, is het verzet van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich uitgesproken over de onbevoegdheid van de enkelvoudige belastingkamer om kennis te nemen van de verzoeken van belanghebbende, die onder meer een herziening van een arrest van de Hoge Raad en een schadevergoeding eiste. Belanghebbende, wonende in België, had in zijn verzetschrift en ter zitting betoogd dat de jurisprudentie van de Hoge Raad onjuist was en dat de rechtbank zijn verzoeken zou moeten inwilligen op basis van het gemeenschapsrecht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat uit de verwijzing naar het gemeenschapsrecht niet kan worden afgeleid dat de rechter in belastingzaken bevoegd is om de verzoeken van belanghebbende te behandelen. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende niet overtuigend geacht en heeft bevestigd dat de enkelvoudige belastingkamer terecht heeft geoordeeld dat zij onbevoegd was. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Abbing-van Kleef, en belanghebbende is op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/233
Uitspraakdatum: 17 juli 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) juncto artikel 8:55 Awb op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (België), opposant, hierna te noemen: belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank van 31 januari 2007.
Zitting
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 3 juli 2007.
Aldaar is verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde, vergezeld van de echtgenote van belanghebbende. De zaken bij de rechtbank geregistreerd met de nummers 07/232 en 07/233 zijn gelijktijdig ter zitting behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
2. Gronden
2.1 In de bestreden uitspraak heeft de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank zich onbevoegd verklaard tot:
- herziening van het door de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden gewezen arrest van 17 december 2004 (nr.C 03/114), en
- kennisneming van de vordering tot vergoeding van de schade die de Hoge Raad volgens belanghebbende met zijn arrest zou hebben berokkend.
2.2 De rechtbank heeft het verzetschrift van belanghebbende ontvangen op 7 februari 2007. Zowel in het verzetschrift, als ook ter zitting heeft belanghebbende onder verwij¬zing naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (het gemeenschapsrecht) omstandig betoogd dat de jurisprudentie van de Hoge Raad onjuist is en de rechtbank zijn herzienings- en schadevergoedingsverzoek zou moeten inwilligen.
2.3 Uit belanghebbendes verwijzing naar het gemeenschapsrecht en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd valt echter niet af te leiden dat de rechter in belastingzaken bevoegd is tot kennisneming van belanghebbendes verzoeken.
2.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de enkelvoudige belastingkamer in de thans bestreden uitspraak dan ook terecht geoordeeld dat zij onbevoegd is van belanghebbendes verzoeken kennis te nemen.
Gelet op het vorenoverwogene is het verzet ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2007 door mr A.A. den Hartog, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. W. Brouwer, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Abbing-van Kleef, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.