ECLI:NL:RBBRE:2007:BB1191

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/4591
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting 2001

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 17 juli 2007, staat de hoogte van de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2001 centraal. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2001 geoordeeld dat het gebruikelijke loon van de directeur-grootaandeelhouder van de belanghebbende, conform artikel 12a van de Wet loonbelasting 1964, moet worden verhoogd. Dit heeft geleid tot een verlaging van de winst van de belanghebbende voor dat jaar. De toevoeging aan de kostenegalisatiereserve als gevolg van het hogere loon is vastgesteld op driemaal het bedrag dat door de inspecteur in aftrek is toegelaten. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende geen pensioenvoorziening kan vormen, aangezien de pensioenovereenkomst in dat jaar nog niet tot stand was gekomen. Tevens heeft de belanghebbende niet aangetoond dat er een terugbetalingsverplichting bestaat waarvoor een voorziening moet worden getroffen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waarbij de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 november 2005 wordt bevestigd. De zitting vond plaats op 3 juli 2007, waar de belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft de zaken, geregistreerd onder de nummers 05/4687, 05/4591, 06/1231, 06/2518 en 06/2517, gelijktijdig behandeld. De belanghebbende, die in het onderhavige jaar directeur-grootaandeelhouder is van [BV1], heeft via [BV1] assurantiewerkzaamheden verricht voor [BV2]. De rechtbank concludeert dat het loon van de belanghebbende, dat in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is opgenomen, niet kan worden verlaagd op basis van artikel 12a van de Wet LB '64, omdat er geen sprake is van negatief loon. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/4591
Uitspraakdatum: 17 juli 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 15 november 2005 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2000 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2007.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur.
De zaken, bij de rechtbank geregisteerd onder de nummers 05/4687, 05/4591, 06/1231, 06/2518 en 06/2517, zijn gelijktijdig behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is in het onderhavige jaar directeur groot aandeelhouder van [BV1]. [BV1] bezit 48% van de aandelen in [BV2]. Belanghebbende beschikt derhalve over een aanmerkelijk belang in zowel [BV1] als in [BV2]
2.2. Belanghebbende verrichtte in het jaar 2000 via [BV1] assurantiewerkzaamheden voor [BV2]
2.3. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende, blijkens zijn aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen, een loon van [BV2] ontvangen van ƒ 99.321. Op dit bedrag is geen loonbelasting / premie volksverzekeringen ingehouden.
2.4. In geschil is het antwoord op de vraag of het in de aangifte opgenomen bedrag aan loon te hoog is in zin van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB ’64). Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
2.5. Ter adstruering van het bedrag van ƒ 99.321 heeft belanghebbende bij zijn aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2000 bankafschriften van zijn rekening bij de [bank] overgelegd. Dat dit bedrag door [BV2] aan belanghebbende in het jaar 2000 werd uitbetaald is niet in geschil.
2.6. Nu belanghebbende het loon ad ƒ 99.321 feitelijk heeft genoten in de zin van artikel 3.146 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, kan dit loon niet met toepassing van artikel 12a van de Wet LB ’64 naar beneden worden bijgesteld. Slechts indien sprake zou zijn van negatief loon, zou het door belanghebbende genoten loon kunnen worden verlaagd. Nu gesteld noch gebleken is dat belanghebbende een wettelijke verplichting heeft tot terugbetaling van een deel van het genoten loon, is er geen sprake van negatief loon.
2.7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
3. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2007 door mr. W. Brouwer, voorzitter, mr A.A. den Hartog en mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Abbing-van Kleef, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.