Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 159098 / HA ZA 06-641
Vonnis van 21 maart 2007
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR NV,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
procureur mr. R.A.H. Post,
advocaat mr. O.L. Hendriksen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEBECOM BV,
gevestigd te Waalwijk,
gedaagde,
procureur mr. N.TH. ter Haar Romeny,
advocaat mr. J.A. Berens
Partijen zullen hierna VGZ en Debecom genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4,
- de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging van eis, met producties 6 tot en met 9,
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. VGZ vordert, na wijziging van eis - samengevat - veroordeling van Debecom tot betaling van in hoofdsom EUR 26.657,10, en als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten EUR 1.913,23, vermeerderd met rente en kosten.
2.2. Debecom voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
- VGZ is de ziektekostenverzekeraar van [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende]).
- [belanghebbende] is in dienstbetrekking werkzaam bij Debecom in de functie van eerste operator. Debecom is een bedrijf dat zich toelegt op het mengen van kunststoffen.
- [belanghebbende] is op 9 januari 2004 betrokken bij een arbeidsongeval. [belanghebbende] werkte aan een machine, een zogeheten koelwals. Op genoemde datum omstreeks 11.00 uur is zijn rechterhand tussen de walsen getrokken. Als gevolg daarvan heeft [belanghebbende] ernstig blijvend letsel aan zijn rechterhand opgelopen.
- In opdracht van Aegon Schadeverzekering NV, de verzekeraar van Debecom, heeft Expertisebureau Adinex een onderzoek gedaan en daarvan een rapport d.d. 12 februari 2004 opgemaakt (productie 2 bij dagvaarding).
- De Arbeidsinspectie heeft op 19 maart 2004 een ongevallenboeterapport opgemaakt (productie 3 bij dagvaarding). Onder het kopje “Bevindingen” is voor zover van belang het volgende vermeld:
“Het ongeval heeft als volgt plaatsgevonden. Het slachtoffer was tijdens proefproducties bezig werkzaamheden te verrichten aan een koelwals voor het afkoelen en plat drukken van kunststoffen. Op deze koelwals zijn door de producent een veiligheidsklep en afslagbeveiliging aangebracht om ervoor te zorgen dat gevaar voor bewegende delen van de koelwals wordt voorkomen. Omdat het kunststof product tijdens de proefproducties nog niet goed door de wals liep werden er afstelwerkzaamheden verricht aan de koelwals. Tijdens deze afstelwerkzaamheden werd de veiligheidsklep van de koelwals verwijderd en de afslagbeveiliging overbrugd. Op vrijdag 9 januari 2004 omstreeks 11.00 uur is het slachtoffer met zijn rechterhand tussen de wals gekomen. Hoe dit precies gebeurd is is niet duidelijk, er waren geen directe getuigen en het slachtoffer zelf kan het zich niet herinneren. Toen de veiligheidsklep voor de afstelwerkzaamheden verwijderd werd en de afslagbeveiliging overbrugd werd werden wel maatregelen genomen om het gevaar voor bewegende delen van de koelwals te voorkomen, namelijk de instructie voor het gebruik van stoffen handschoenen en van een kartonnetje om het product tussen de walsen aan te duwen. Deze instructie was bij het slachtoffer bekend. Echter deze instructiemaatregel was niet doeltreffend om te voorkomen dat het slachtoffer met zijn rechterhand tussen de bewegende delen van de koelwals terechtkwam. Doeltreffende maatregelen worden genomen moeten worden om de afstelwerkzaamheden aan de ingeschakelde koelwals veilig te kunnen uitvoeren”.
- Bij dit rapport is gevoegd de verklaring van [belanghebbende]. [belanghebbende] heeft voor zover van belang verklaard:
“Op maandag 5 januari 2004 zijn wij bij Debecom begonnen met proefproducties (opschaling) op een splinternieuwe wals machine, die u mij toont op foto 1 (bijlage 6). Vanaf 's maandags was de afschermkap, die te zien is op foto 1 en foto 2 al niet aanwezig, en de contactbeveiliging (zichtbaar op foto 2, bijlage 6) van de afschermkap was losgeschroefd, overbrugd en vastgeplakt met ducktape. (…) Om het product toch tussen de walsen te krijgen moest ik een kartonnetje gebruiken om het product aan te drukken. Ik scheurde steeds een nieuw stuk karton af, want dat verbrandde door het product en het product bleef aan het karton hangen. Mij werd meerdere malen per dag door [betrokkene] en [betrokkene] de [betrokkene] en [betrokkene] gezegd dat ik het karton moest gebruiken uit veiligheid voor knelgevaar. Op maandag of dinsdag heb ik al gelijk gevraagd of ik voor het aanduwen niet een stuk hout kon gebruiken of iets in die zin, maar [betrokkene] zei dat dat niet kon in verband met mogelijke beschadiging van de hardheidslaag op de walsen. (…) Vrijdags zijn wij weer opgestart en na verloop van tijd ben ik in de machine terechtgekomen ongeveer zoals u mij toont op de reconstructie foto 3 (bijlage 6). Op een gegeven moment waren de walsen leeg, ik hoefde geen product aan te duwen, dus ik had ook het karton niet meer in mijn hand. Vanaf toen weet ik het niet meer, maar ik ben waarschijnlijk met het product, dat nog van de transportband kwam, de walsen ingetrokken, er zat een heel stuk product aan de handschoen na de bevrijding. Ik weet in ieder geval zeker dat ik op dat moment niet aan het aanduwen was. (…) Toen ik vrij kwam heb ik de handschoen aangehouden met daaraan een stuk product. (…) Ik weet niet zeker of het werkbaar zou zijn geweest om mét de veiligheidsklep erop de proefproducties te draaien, misschien dat die dan wel erg vaak open moest vanwege het product en dat niet tussen de walsen doorliep, maar ik weet wel dat wanneer deze klep erop had gezeten ik niet met mijn vingers tussen de walsen had gezeten. Ik vind dat het bedrijf beter had moeten plannen, er stond een druk op het personeel en vooral op de technische dienst. Het moest vlug, vlug klaar want het moest draaien, hoe dan ook. Ik heb het gevoel dat de veiligheid van het personeel is overgeslagen in het proces van machines binnen, installeren, veiligheid en dan pas opstarten.”
- Bij dit rapport is gevoegd de verklaring van P. de [betrokkene], die voor zover van belang heeft verklaard:
“Wij hebben de afdekklep weggenomen en de veiligheidsschakelaar overbrugd om de onverwacht grote brokken materiaal in de wals te kunnen voeren. Het overbruggen van de veiligheidsschakelaar heeft geen invloed op het intrekken van ledematen in de walsspleet. De beveiliging voor het intrekken van ledematen of harde productbrokken, was volledig intact. Bij verhoogde weerstand in de walsspleet wordt de draairichting omgedraaid. [J] heeft onvoorzichtig en tegen de instructies in gehandeld door de producten met zijn handen aan te drukken. [J] is door de leidinggevende hierop gewezen vooruit en naar aanleiding van een voorval een dag voor het ongeval, waarbij [J] zijn handschoen door de walsspleet is gevoerd bij zijn werkzaamheden. (…) De instructie was dat de brokken materiaal die met een transportbandje naar de koelwals werden gevoerd door de operator aangedrukt moesten worden om door de wals ingetrokken te worden. Dit moest met een kartonnetje om risico te vermijden.”
- Bij dit rapport is gevoegd de verklaring van [V]n, die voor zover van belang heeft verklaard:
“De koelwals nam het product dat uit de extruder kwam niet vanzelf op. Het bleef op de rollen liggen. De instructie was om dan met een kartonnetje het product tussen de walsen te duwen. Ik heb ook gezien dat dit kartonnetje werd gebruikt door [J]. Het feit dat het product niet tussen de koelwalsen liep had te maken met de temperatuur van de koelwalsen. Om met een kartonnetje het product aan te duwen moest de veiligheidsklep open, anders ging het niet. Als je de veiligheidsklep tijdens productie openmaakt slaat de machine af. Om toch goed met het karton te kunnen werken is de veiligheidsklep gedemonteerd en de afslagbeveiliging overbrugd. (…) Ik heb [J] erop gewezen geen latex handschoenen te gebruiken in verband met het plakken aan het product, maar blijkbaar hebben de stoffen werkhandschoenen toch ook aan het product vastgeplakt gezeten. Ik heb hem er ook regelmatig op gewezen op te letten in de buurt van de walsen.”
- Bij beslissing van 6 mei 2004 heeft de Staatssecretaris van SZW aan Debecom een boete van EUR 2.700,-- opgelegd wegens overtreding van artikel 7.7, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
- Aegon, door VGZ aangesproken tot vergoeding van de kosten van medische behandelingen en administratiekosten heeft geweigerd die kosten te voldoen, stellende dat niet is voldaan aan het vereiste van bewuste roekeloosheid aan de zijde van Debecom, zodat VGZ geen vorderingsrecht toekomt.
3.2. VGZ baseert haar vordering op artikel 83c van de Ziekenfondswet (Zfw). VGZ voert aan dat aan de zijde van Debecom sprake is van bewuste roekeloosheid, zodat Debecom gehouden is de door het ziekenfonds ten behoeve van de verzekerde gemaakte kosten te betalen. Die bewuste roekeloosheid bestaat er volgens VGZ in, dat Debecom opdracht gaf om de beveiliging op de koelwals uit te schakelen en de beveligingskappen te verwijderen, zulks in strijd met de voorschriften die op het apparaat waren aangebracht. Verder moest [belanghebbende] met stoffen handschoenen aan en met behulp van een kartonnetje, het te verwerken materiaal van 120 graden Celsius door de wals duwen. Door deze werkwijze is de kans aanzienlijk dat de handschoen en daarmee de hand van [belanghebbende] in de wals worden meegetrokken, aldus VGZ. De opmerking van [belanghebbende] dat hij dit onveilig vond is door de directeur van Debecom beantwoord met dat het toch zo gebeuren moest, zo stelt VGZ.
3.3. In het kader van haar verweer heeft Debecom aangevoerd, dat het hier ging om een nieuwe installatie, waarvan zij op maandag 5 januari 2004 is begonnen met proefdraaien. Er ontstond een probleem, namelijk dat de koelwalsen het opgesmolten product niet vanzelf opnamen, waardoor het op de walsrollen bleef liggen en zich ophoopte. Om dit probleem op te lossen heeft Debecom besloten de beschermkap te verwijderen. Omdat daardoor de installatie wordt uitgeschakeld is vervolgens de stopbeveiliging overbrugd teneinde de installatie zonder de kap te kunnen gebruiken. Debecom heeft aan [belanghebbende] de instructie gegeven om met behulp van een stuk karton het product dat op de walsen bleef liggen in de walsspleet te duwen. Met het stuk karton werd voorkomen, dat [belanghebbende] met zijn hand in de directe nabijheid van de walsen zou komen, aldus Debecom.
Dezelfde dag nog en de dagen erna is [belanghebbende] meermalen per dag door zowel P. de [betrokkene] (directeur), J. de [betrokkene] (bedrijfsleider) en [betrokkene] (assistent bedrijfsleider) meegedeeld dat hij het stuk karton moest gebruiken.
De exacte toedracht van het ongeval is volgens Debecom onduidelijk; zij betwist dat [belanghebbende] op het moment van het ongeval een stuk karton gebruikte, dit onder verwijzing naar de door [belanghebbende] afgelegde verklaring tegenover de Arbeidsinspectie.
Debecom stelt dat voor bewuste roekeloosheid is vereist dat zij zich van het roekeloze karakter van de situatie bewust moet zijn geweest (subjectieve wetenschap) en dat dit niet het geval was. Juist door gebruik te maken van een stuk karton was de bediening van de machine veilig, aldus Debecom. Nu [belanghebbende] op het moment van het ongeval geen karton in zijn hand had is er sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Van bewuste roekeloosheid is aldus geen sprake, zo stelt Debecom.
3.4. Voorop gesteld wordt dat ingevolge het in artikel 83c Zfw aan de verzekeraar van de werknemer gegeven regresrecht op diens naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever, slechts kan worden uitgeoefend voor zover het feit dat de verzekeraar aanleiding geeft tot het verlenen van een uitkering is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van die werkgever. De omstandigheid dat de werkgever in de arbeidsverhouding aansprakelijk is jegens de werknemer brengt op zichzelf niet mee dat door het ziekenfonds op die werkgever regres kan worden genomen.
Nu de vordering is gestoeld op voornoemd wetsartikel concentreert het geschil zich tot de vraag of in dit geval sprake is van bewuste roekeloosheid aan de kant van Debecom.
Bij beantwoording van die vraag geldt als uitgangspunt dat van een gedraging, die als bewust roekeloos moet worden aangemerkt, sprake is wanneer degene die zich aldus gedraagt het aan die gedraging verbonden gevaar kent en zich bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar zich hierdoor niet van dit gedrag laat weerhouden.
3.5. In zijn arrest van 20 september 1996 heeft de Hoge Raad (NJ 1997, 198) ten aanzien van bewuste roekeloosheid van de kant van de werknemer bepaald dat daarvan eerst sprake is, indien de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt voor de werkgever hetzelfde, met dien verstande dat het bewust zijn van de werkgever in zoverre geobjectiveerd moet worden, dat de leidinggevende vereenzelvigd moet worden met de vennootschap. De bewuste wetenschap bij de leidinggevende van het roekeloos karakter van de gecreëerde arbeidssituatie wordt aldus toegerekend aan Debecom als werkgever.
Als niet betwist staat tussen partijen vast dat op instructie van Debecom de veiligheidsklep van de koelwals is verwijderd en de afslagbeveiliging is overbrugd. Mede gelet op de verklaring van [belanghebbende] (die op dit onderdeel niet betwist is) stelt rechtbank vast dat de veiligheidsklep zich juist op de machine bevindt om te voorkomen dat men met zijn handen tussen de walsen kan komen. Door het overbruggen van de afslagbeveiliging is dan bovendien de functie van het automatisch afslaan van de machine geblokkeerd.
Hierdoor is het risico van het met vingers en hand bekneld raken tussen de walsen met onomkeerbaar gevolg vergroot.
Daar komt nog bij dat – als vaststaand moet worden aangenomen – door Debecom de instructie is gegeven om het te verwerken materiaal met behulp van een stuk karton in de walsspleet te duwen. Omdat dit materiaal zeer heet is, is daarbij de instructie gegeven om stoffen handschoenen te gebruiken.
Deze instructies, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien geven er blijk van dat Debecom een situatie heeft gecreëerd waarin zij de geenszins te verwaarlozen kans heeft aanvaard dat het risico waartegen de machine was beveiligd zich zou voordoen.
Dat Debecom zich hiervan bewust was blijkt alleen al uit het feit dat zij [belanghebbende] heeft opgedragen om het materiaal niet met de hand maar met een hulpmiddel (het karton) door te voeren en dat de leidinggevenden [belanghebbende] herhaaldelijk opdroegen een stuk karton te gebruiken in verband met knelgevaar.
De stelling dat het gebruik van het karton een veilige methode was, wordt door de rechtbank verworpen. Niet of onvoldoende betwist is de verklaring van [belanghebbende] dat hij steeds een nieuw stuk karton moest afscheuren, omdat het verbrandde door het hete product en omdat het product aan het karton bleef hangen. Dit leidt tot het oordeel dat het karton een ondeugdelijk en daarmee onveilig hulpmiddel is, gezien de omstandigheden waaronder het moest worden gebruikt. Of [belanghebbende] de leidinggevende(n) nu wel of niet heeft gezegd dat hij het gebruik van het karton gevaarlijk vond, is in zoverre niet relevant. Debecom had behoren te beseffen, in het licht van de hierboven genoemde aan [belanghebbende] gegeven instructies en het feit dat het karton steeds moest worden vervangen omdat het verbrandde en ondeugdelijk werd door het aan te duwen materiaal zelf, dat het gebruik van kartonnetje de onveilige situatie niet ophief. De rechtbank ziet niet in dat het karton zelf (noodzakelijkerwijs) kan voorkomen dat vingers bekneld raken tussen de walsen. Aldus heeft Debecom door na te laten maatregelen te nemen om te komen tot een beveiligde situatie rond het handmatig invoeren in de walsspleet, bewust het risico aanvaard dat het gevaar zou voltrekken.
Dit klemt temeer nu Debecom [belanghebbende] het werk op dezelfde wijze heeft laten voortzetten, ná het gebeurde van 8 januari 2004, waarbij één handschoen van [belanghebbende] tussen de walsen was gekomen en waarvan de directeur op de hoogte was. Ofschoon op die dag het gevaar zich met andere woorden dus al had verwezenlijkt, heeft Debecom nagelaten nadere voorzorg- of veiligheidsmaatregelen te nemen.
Een en ander leidt tot de gevolgtrekking dat het ongeval is te wijten aan bewuste roekeloosheid aan de zijde van Debecom.
Het feit dat het hier om proefdraaien ging, maakt het voorgaande niet anders. Integendeel, juist in geval van een nieuwe machine, waarmee nog geen ervaring is opgedaan, moet worden verlangd dat er bij Debecom extra aandacht is voor het risico van letsel bij haar werknemers en dat het zekere voor het onzekere wordt genomen totdat de proef is voltooid.
Dat het risico niet voorzienbaar was, zoals Debecom bij dupliek (alinea 21) stelt, is onjuist. Het risico van beknelling is reeds voorzienbaar na kennisneming van de veiligheidsvoorschriften van de fabrikant, meer in het bijzonder voorschrift H.1.
3.6. Gezien het voorgaande slaagt de vordering ten aanzien van de kosten van medische behandelingen van VGZ op de grondslag van artikel 83c Zfw. Dit geldt ook voor de deelvordering ten aanzien van de administratiekosten, nu daartegen geen apart verweer is gevoerd.
3.7. Debecom stelt in haar verweer primair dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten betrekking hebben op werkzaamheden die louter dienen ter instructie van de zaak en aldus vallen onder de gewone proceskostenveroordeling.
Uit de specificatie van werkzaamheden (productie 8 bij de cvr) blijkt dat het gaat om werkzaamheden over de periode van 1 september 2005 tot en met 16 februari 2006. De inleidende dagvaarding dateert van 28 maart 2006. Uit productie 9 blijkt dat op 9 maart 2005 een aanvang is gemaakt met werkzaamheden rond de dagvaarding.
Nu Debecom heeft nagelaten om bij dupliek gemotiveerd in te gaan op de urenspecificatie en aard van de daarin genoemde werkzaamheden en de rechtbank het gezien de omvang niet aannemelijk acht dat het werk in genoemde periode louter omvat een enkele sommatie, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen en het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, worden de werkzaamheden geacht betrekking te hebben op verrichtingen die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen.
Wel volgt de rechtbank Debecom in haar verweer dat deze post op grond van het rapport Voorwerk II gematigd behoort te worden tot (maximaal) twee punten naar het toepasselijke liquidatietarief, zodat dit onderdeel van de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van EUR 1.158,-- (tweemaal EUR 579,--). De wettelijke rente hierover is toewijsbaar vanaf dde dag van de eisvermeerdering.
De wettelijke rente is gevorderd, primair, vanaf de dag van “opeisbaarheid van de verschillende schadeonderdelen”. Daarbij gaat het kennelijk om de data als vermeld in productie 1 bij de dagvaarding. Bij gebreke van enige betwisting van de kant van Debecom is de wettelijke rente als gevorderd toewijsbaar.
4. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt Debecom tot betaling aan VGZ van een bedrag van EUR 26.657,10 (zegge: zes en twintigduizend zeshonderd zeven en vijftig euro en tien eurocent) ter zake van de kosten van medische behandelingen en administratiekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de verschillende schadeonderdelen tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt Debecom tot betaling aan VGZ van een bedrag van EUR 1.158,-- (zegge: elfhonderd acht en vijftig euro) ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2006 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt Debecom in de kosten van het geding, deze voor zover aan de zijde van VGZ gevallen tot op heden begroot op € 1.814,32 waaronder begrepen een bedrag van € 1.158,-- aan procureursalaris;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Lagas en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.?