ECLI:NL:RBBRE:2006:BI4169
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting voor de jaren 1999 en 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 6 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000. De naheffingsaanslag bedroeg € 46.802, gebaseerd op een boekenonderzoek dat door de Inspecteur was uitgevoerd. Tijdens de zitting op 23 maart 2006 te Breda zijn zowel de belanghebbende als de Inspecteur gehoord.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 kan worden aangemerkt, omdat hij in de jaren 1999 en 2000 geen omzet heeft gegenereerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedragen die de belanghebbende in 1999 ontving, betrekking hadden op activiteiten uit voorgaande jaren en dat er geen bewijs was dat de belanghebbende in de onderhavige jaren enige omzet had. De rechtbank heeft ook de stelling van de belanghebbende dat de Inspecteur in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld, verworpen.
De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat, hoewel de uitspraak op het bezwaarschrift langer op zich heeft laten wachten dan de wet voorschrijft, dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak of de aanslag. De rechtbank heeft de Inspecteur gelast om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 138 te vergoeden, omdat de belanghebbende niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, drs. J.M.C. Hendriks.