ECLI:NL:RBBRE:2006:BF0219
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- R.A.M.T. Klaassen
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en gewetensgeld in het bestuursrecht
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 28 maart 2006, gaat het om een beroep tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslag, die was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.219.690 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 53.622. Tijdens de zitting op 14 maart 2006 zijn zowel de belanghebbende als de inspecteur gehoord.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd. De aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 38.945 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. Tevens werd de boetebeschikking vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur ten onrechte geen rekening had gehouden met een civielrechtelijke schuld van de belanghebbende, die voortvloeide uit een vaststellingsovereenkomst waarin was afgesproken dat hij een bedrag van ƒ 1.450.000 aan gewetensgeld zou betalen.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor het bestaan van het saldo van de bankrekening in Zwitserland in 2001, en dat de verklaringen van de belanghebbende over het verdwijnen van het saldo geloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat het gelijk aan de belanghebbende was en dat de inspecteur in de proceskosten moest worden veroordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden.