ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ5050
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
- M.J. van Balkom
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boetebeschikkingen inzake te late betaling van omzetbelasting
In deze zaak gaat het om de uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst op het bezwaar van belanghebbende tegen boetebeschikkingen wegens te late betaling van omzetbelasting over verschillende tijdvakken van 1998 tot en met 2002. De rechtbank Breda heeft op 1 december 2005 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van de belanghebbende gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de boetebeschikkingen ongeldig verklaard. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 402,50, en is gelast dat de Staat der Nederlanden het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt aan de erven van belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 17 november 2005, waar de erven van belanghebbende als gemachtigde aanwezig waren, evenals de Inspecteur. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat belanghebbende op 6 november 2005 was overleden en dat de boetes nog niet waren betaald. De rechtbank oordeelde dat de boetebeschikkingen op het moment van overlijden van belanghebbende nog niet onherroepelijk waren, en op verzoek van de gemachtigde van de erven werden deze vernietigd.
De rechtbank overwoog dat de opgelegde vergrijpboetes disproportioneel waren in verhouding tot het vergrijp van belanghebbende, die uiteindelijk het juiste bedrag aan omzetbelasting had voldaan. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als belanghebbende niet was overleden, het beroep gegrond zou zijn verklaard, wat duidt op onrechtmatig handelen van de Inspecteur. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheden tot hoger beroep of cassatie.