RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/1284
Uitspraakdatum: 20 november 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) in het geding tussen
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als belanghebbende en de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 22 december 2004 heeft belanghebbende aan de inspecteur een “Aanvraag verklaring arbeidrelatie” toegezonden, als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (verder: de Wet). Daarop heeft de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking van 13 januari 2005 een Verklaring arbeidsrelatie (verder: VAR) afgegeven waarbij hij heeft beslist dat de voordelen die belanghebbende geniet of zal gaan genieten uit werkzaamheden voor de [Belegginsmaatschappij] BV te [woonplaats] (verder: [beleggingsmaatschappij]) worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Deze VAR-beschikking was ingegaan op 1 januari 2004 en was vanaf die datum twee jaar geldig.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de VAR-beschikking een bezwaarschrift ingediend. De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak van 12 april 2005 afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 15 april 2005, ontvangen bij de rechtbank op 18 april 2005, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 37. Het beroepschrift is aangevuld bij brieven van 25 april 2005 en 30 mei 2005.
1.4. De inspecteur heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend. Tevens heeft de inspecteur met dagtekening 28 september 2006 een nader stuk, getiteld pleitnota, aan de rechtbank gezonden. De griffier heeft een kopie van dit stuk aan belanghebbende gezonden.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2006 te Breda, tezamen met het onderzoek naar de zaak die bij de rechtbank is geregistreerd onder nummer 05/327. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld van zijn echtgenote en zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur. De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota uitgereikt en voorgelezen. De rechtbank rekent de pleitnota tot de gedingstukken.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Belanghebbende was tot zijn pensionering per 1 oktober 2001 in dienstbetrekking werkzaam bij de [beleggingsmaatschappij]. [beleggingsmaatschappij] is eigendom van een Frans concern, dat onder meer belegt in verhuurde bedrijfspanden.
2.2. Belanghebbende is bouwkundige. Hij is na zijn pensionering werkzaamheden voor [beleggingsmaatschappij] blijven verrichten omdat er geen vervanger voor hem was aangenomen. De werkzaamheden van belanghebbende bestonden kort weergegeven uit het onderhouden van contacten met de huurders, het voeren van besprekingen met potentiële nieuwe huurders, het maken van bouwtekeningen voor verbouwingen, het aanvragen en controleren van offertes voor onderhoud en verbouwingen en het coördineren van de werkzaamheden. Belanghebbende werkte van huis uit. Hij bezocht de desbetreffende panden regelmatig. Belanghebbende was bevoegd om zelf te beslissen over uitgaven tot € 25.000. Voor hogere bedragen wendde hij zich tot de directie van [beleggingsmaatschappij]. Beslissingen over verbouwingen en offertes werden door de directie van [beleggingsmaatschappij] genomen.
2.3. Belanghebbende heeft met [beleggingsmaatschappij] een overeenkomst gesloten over de te verrichten werkzaamheden. Daarin wordt uitgegaan van een beloning voor belanghebbende van € 60 per uur, inclusief reis- en verblijfkosten. De bruto-bedragen die [beleggingsmaatschappij] aan belanghebbende heeft betaald beliepen in 2002 € 17.143, in 2003 € 17.407 en in 2004 € 25.501.
2.4. [beleggingsmaatschappij] heeft op de aan belanghebbende uitbetaalde bedragen loonheffing ingehouden. In een brief aan de inspecteur van 15 juni 2005 heeft [beleggingsmaatschappij] medegedeeld dat de inhouding plaatsvond teneinde enig risico op ter zake mogelijk op te leggen naheffingsaanslagen uit te sluiten. Tevens heeft [beleggingsmaatschappij] verklaard dat de werkzaamheden van belanghebbende, in vergelijking tot de situatie vóór de pensionering, in die zin zijn gewijzigd dat de omvang aanzienlijk is afgenomen en dat de aard der werkzaamheden een veel vrijblijvender karakter heeft gekregen.
2.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de op grond van de in de Aanvraag vermelde gegevens de inkomsten voor het jaar 2005 moeten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. In de uitspraak op bezwaar is dienaangaande opgemerkt:
“Voor het belastingjaar 2005 zijn de afspraken met de [Beleggingsmaatschappij] groep zodanig gewijzigd dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden.
Beslissing op het bezwaar
Ik wijs uw bezwaar af.”.
3.1. In geschil is of de voordelen die belanghebbende geniet uit de arbeidsrelatie tot de [beleggingsmaatschappij] in de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking of als resultaat uit overige werkzaamheden.
3.2. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en wijziging van de beschikking aldus dat voor de gehele periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 sprake is van resultaat van overige werkzaamheden. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende toegevoegd:
Belanghebbende
Er is in 2002 nooit iemand van het bedrijf meegegaan met belanghebbende als hij ergens naar toe ging om een werk te zien of een rapport op te maken. Belanghebbende werkte van huis uit. De opdrachten werden telefonisch doorgegeven.
Veel opdrachtgevers houden loonbelasting in om problemen te vermijden. Dat zegt niets over de aanwezigheid van een dienstbetrekking.
[beleggingsmaatschappij] is een grote beleggingsmaatschappij. De werkzaamheden van belanghebbende liggen niet in het verlengde van de activiteiten van de beleggingsmaatschappij. Het is niet gebruikelijk iemand als belanghebbende in dienst te hebben. Belanghebbende heeft bonnetjes van alle kosten overgelegd. Hetgeen [beleggingsmaatschappij] betaalde was inclusief de kosten.
Ten aanzien van wethouders en gedeputeerden is sprake van begunstigend beleid. In feite hebben de werkgevers het altijd fout gedaan. Het gaat om een misinterpretatie van de wet, net zoals dat het geval was bij de toepassing van het autokostenforfait bij bewindslieden.
Indien belanghebbende gelijk krijgt, moet inderdaad de arbeidskorting worden aangepast. De kosten ad € 2.522 over 2002 zijn niet meer in geschil. Dat bedrag komt in de plaats van de in de aangifte geclaimde aftrek.
Belanghebbende ging in 2002 ongeveer eenmaal per maand naar een project in Frankfurt.
Belanghebbende is bouwkundige. [beleggingsmaatschappij] belegt maar voor een klein stukje in onroerend goed. Het bedrijf is voortgekomen uit [beleggingsmaatschappij]; het onroerend goed daarvan is verkocht. Het is onderdeel van een Frans concern met als hoofdzaken gas en energie, daarnaast zijn er deelnemingen en is er wat onroerend goed. Na de pensionering van belanghebbende achtte men het niet nodig nog een bouwkundige in dienst te nemen. Het pakket onroerend goed was daarvoor te klein geworden. Voor Duitsland en Nederland wordt belanghebbende ingehuurd, als er werk is. Als er een nieuwe huurder komt, voert belanghebbende de besprekingen met de oude en de nieuwe huurder. Belanghebbende zorgt ervoor dat de panden er netjes uitzien. In Duitsland zijn soms de mede-eigenaren ook bij de gesprekken aanwezig. In Nederland wordt belanghebbende ingehuurd als er bijvoorbeeld verbouwd moet worden, bijvoorbeeld als ergens een nieuwe huurder komt. Indien nodig maakt belanghebbende dan tekeningen en vraagt hij de bouwvergunningen aan. Dat doet hij zelfstandig, slechts een enkele keer is er iemand bij. Als belanghebbende twijfelt neemt hij telefonisch contact op. Over de financiële kaders is overleg. Indien er werkzaamheden worden verricht die € 25.000 te boven gaan, moeten er meerdere offertes worden aangevraagd. Die worden rechtstreeks naar [woonplaats] gestuurd en daar wordt de beslissing genomen. Het is alleen bedrijfsmatige verhuur. Huurders zijn bijvoorbeeld [bedrijf] en in [woonplaats] de rechtbank. Belanghebbende onderhandelt ook over de huurprijs; de onderhandelingen moeten wel binnen de gestelde marges blijven.
De inspecteur
Ik voel me overvallen door de stelling in de pleitnota over het gelijkheidsbeginsel. Voor zover ik daar nu op kan reageren, denk ik dat sprake is geweest van een misinterpretatie van de wet. Voor zover ik die materie zonder voorbereiding kan overzien, werden gedeputeerden en wethouders tot 31 december 2005 ten onrechte als genieters van resultaat uit overige werkzaamheden werden beschouwd. Dat waren ze niet meer door een wijziging van hun rechtspositie met ingang van 7 maart 2002 respectievelijk 12 maart 2003. Er is een parallel met het autokostenforfait voor bewindslieden. De Hoge Raad heeft in die zaak beslist dat het gelijkheidsbeginsel niet was geschonden. Ik meen dat de conclusie was dat er een andere situatie was. Ik ga er mee akkoord dat de rechtbank uitspraak doet maar mij tevoren in de gelegenheid stelt om schriftelijk op de pleitnota te reageren indien zou blijken dat de rechtbank deze stelling van belanghebbende wil honoreren.
Belanghebbende stelt niet verplicht te zijn de arbeid persoonlijk te verrichten. In de aanvraag VAR staat dat belanghebbende dat wel moet, meen ik. Uit de overeenkomst van arbeid is ook af te leiden dat belanghebbende de arbeid persoonlijk moet verrichten. In de artikelen over geheimhouding staat niet dat daar iemand in de plaats van belanghebbende kan treden.
Uit de stukken ontstaat de indruk dat er wel eens iemand met belanghebbende meegaat.
Belanghebbende maakt rapportages op en stuurt die naar [beleggingsmaatschappij]. Daaruit blijkt al een gezagsverhouding. De overeenkomst sluit aan bij de eerdere dienstbetrekking. Niet kan worden gezegd dat er een specificatie is van kosten met een vergoeding voor die kosten.
De werkzaamheden verhuur/verbouwing/onderhoud lijken me een wezenlijk onderdeel van [beleggingsmaatschappij].
Indien belanghebbende kosten af kan trekken, is het bedrag van € 2.522 niet in geschil. Wel moet dan de toegepaste arbeidskorting worden aangepast.
Ik stel in de eerste plaats dat er een echte dienstbetrekking is en in de tweede plaats dat er een fictieve dienstbetrekking is in de vorm van thuiswerk. Belanghebbende werkte van huis uit. De stelling dat de gelijkgesteldenregeling van toepassing is, laat ik vallen.
Belanghebbende heeft in 2004 een VAR beschikking gevraagd. De beschikking betreft de jaren 2004 en 2005. De woordkeuze in de uitspraak is niet goed waar het bezwaar wordt afgewezen. Uit de tekst blijkt dat 2005 is toegewezen. Telefonisch is het wel correct doorgegeven aan belanghebbende. Misschien is er nog een beschikking afgegeven.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Nu tussen partijen klaarblijkelijk niet in geschil is dat voor het jaar 2005 een VAR resultaat uit overige werkzaamheden moet worden afgegeven, zal de rechtbank de beoordeling van de inkomsten beperken tot de situatie in het jaar 2004.
4.2. Artikel 3.81 van de Wet bepaalt dat onder loon wordt verstaan: loon overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting. (Zie 4.2 van 05-327) Artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964 bepaalt, voor zover te dezen van belang, dat werknemer is de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat. Dit is de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het BW. Indien aan de navolgende criteria is voldaan, is er sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking:
a. de opdrachtnemer is verplicht de arbeid persoonlijk te verrichten; en
b. de opdrachtgever is verplicht tot het betalen van enige beloning; en
c. de opdrachtnemer staat in een gezagsverhouding tot de opdrachtgever.
4.3. In de overeenkomst tussen belanghebbende en [beleggingsmaatschappij] staat niet vermeld of belanghebbende verplicht is de werkzaamheden persoonlijk te verrichten. Uit de feiten en omstandigheden dat (i) belanghebbende vóór zijn pensionering dezelfde werkzaamheden blijkbaar persoonlijk verrichtte en moest verrichten, (ii) de bepalingen uit het contract duidelijk alleen betrekking hebben op belanghebbende en niet op derden en (iii) belanghebbende feitelijk de werkzaamheden steeds persoonlijk heeft verricht, leidt de rechtbank af dat belanghebbende, steeds als hij zich bereid verklaarde bepaalde werkzaamheden voor [beleggingsmaatschappij] te verrichten, verplicht was de arbeid persoonlijk te verrichten.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat [beleggingsmaatschappij] verplicht was tot het betalen van de overeengekomen beloning.
4.5. Uit hetgeen belanghebbende ter zitting heeft verklaard omtrent de werkzaamheden, de verplichting om de directie te raadplegen bij investeringen boven de € 25.000, de bevoegdheden van de directie ten aanzien van offertes en de mogelijkheid dat iemand van [beleggingsmaatschappij] bij besprekingen aanwezig is, leidt de rechtbank af dat belanghebbende weliswaar een grote vrijheid had bij het inrichten van zijn werkzaamheden maar dat [beleggingsmaatschappij] terzake toch de eindverantwoordelijkheid voor die werkzaamheden behield en ten opzichte van belanghebbende ruimte behield voor het uitoefenen van enig gezag. De omstandigheid dat [beleggingsmaatschappij] dat gezag niet of zelden hoefde uit te oefenen door de deskundigheid van belanghebbende, neemt dan niet weg dat er wel een gezagsverhouding bestond.
4.6. Het onder 4.1. tot en met 4.5. overwogene leidt tot de conclusie dat de werkzaamheden van belanghebbende voor [beleggingsmaatschappij] in privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn verricht en belanghebbendes inkomsten van [beleggingsmaatschappij] als loon uit dienstbetrekking zijn aan te merken zodat het gelijk aan de inspecteur is voor wat betreft het jaar 2004.
4.7. Nu in de uitspraak het bezwaar ook is afgewezen voor zover dit het jaar 2005 betrof, dient de uitspraak in zoverre te worden vernietigd. De rechtbank zal de beschikking wijzigen in dier voege dat voor het jaar 2005 sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak;
- wijzigt de beschikking in dier voege dat de inkomsten van [beleggingsmaatschappij] voor het jaar 2004 als loon en voor het jaar 2005 als resultaat uit overige werkzaamheden worden aangemerkt;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende moet vergoeden;
- gelast dat de Staat de door belanghebbende voldane griffiekosten ad € 37 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2006 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Abbing-van Kleef, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,
2500 EH ‘s-Gravenhage, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.