RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/204
Uitspraakdatum: 18 augustus 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats], eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna ook aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: loonheffing) opgelegd naar een bedrag aan belasting van € 47.462, alsmede bij beschikking een boete van € 6.202 en bij beschikking heffingsrente van € 4.339.
1.2. De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 december 2005 de naheffingsaanslag verminderd tot een aanslag naar een bedrag aan belasting van € 45.590, de boete verminderd tot € 6.014 en de heffingsrente verminderd tot € 4.162.
1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 12 januari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 13 januari 2006, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 276.
1.4. De inspecteur heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend, belanghebbende bij faxen van 2 mei en 9 juni 2006, de inspecteur bij brief van 3 mei 2006. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2006 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur.
1.7. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. De rechtbank rekent de pleitnota tot de stukken van het geding.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Belanghebbende is opgericht op 1 januari 1980 en is gevestigd te [woonplaats]. De activiteiten van belanghebbende, die deel uit maakt van een groep vennootschappen, bestaan uit het ontwikkelen, de productie en de verkoop van informatieverwerkende elektronica.
2.2. Belanghebbende heeft gedurende het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003 aan een aantal werknemers een mobiele telefoon ter beschikking gesteld. Deze mobiele telefoon is bezien vanuit de positie van de werknemers aan te merken als tweede telefoon.
2.3. Door onder andere werknemers van belanghebbende is op 23 juli 1985 de personeelsvereniging opgericht. Naast de werknemers van belanghebbende zijn ook de werknemers van andere vennootschappen van het concern waartoe belanghebbende behoort lid van de personeelsvereniging. Een werknemer wordt automatisch lid van de personeelsvereniging op het moment van indiensttreding. Indien de werknemer geen lid wil worden van de personeelsvereniging, dient hij dat uitdrukkelijk te vermelden.
2.4. De contributie aan de personeelsvereniging is vastgesteld op een bedrag van € 3 per maand. De werknemer betaalt deze contributie door een maandelijkse inhouding op diens nettoloon. Daarnaast betaalt belanghebbende maandelijks een bijdrage aan de personeelsvereniging die overeenkomt met het aantal werknemers maal € 6.
2.5. In het jaar 2004 heeft de belastingdienst een controle loonheffing bij onder andere belanghebbende uitgevoerd. De bevindingen van deze controle zijn vastgelegd in een rapport van 15 december 2004.
2.6. Naar aanleiding van de bevindingen bij de controle loonheffing is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. In deze naheffingsaanslag zijn, onder andere, een correctie begrepen die betrekking heeft op het verstrekken van een mobiele telefoon door belanghebbende aan haar werknemers, alsmede een correctie die ziet op de door belanghebbende betaalde bijdragen aan de personeelsvereniging.
2.7. De correctie betreffende de mobiele telefoons is door de inspecteur als volgt berekend:
Jaar Aantal maanden ter beschikking Forfaitaire bijtelling per maand Bovenmatig deel Waarvan belast naar het midden tarief eindheffing Waarvan belast naar het hoog tarief eindheffing Verschuldigde loonheffing
1999 € 2.103 € 1.052 € 1.051 € 1.156
2000 € 2.027 € 1.014 € 1.013 € 1.114
2001 € 2.223 € 1.112 € 1.111 € 1.222
2002 318 22,69 € 7.215 € 3.608 € 3.607 € 3.391
2003 387 22,69 € 8.781 € 4.391 € 4.390 € 4.127
€ 11.010
2.8. De tweede correctie die in de naheffingsaanslag is begrepen, is de correctie die ziet op de door belanghebbende betaalde bedragen aan de personeelsvereniging. De inspecteur heeft deze correctie als volgt berekend:
Jaar Bovenmatig deel Waarvan belast naar laag tarief eindheffing Waarvan belast naar midden tarief eindheffing Waarvan belast naar hoog tarief eindheffing Percentage eindheffing (laag) Percentage eindheffing (midden) Percentage eindheffing (hoog) Verschuldigde loonheffing
1999 € 10.645 € 3.833 € 4.471 € 2.341 37,05 % 50,00 % 60,00 % € 3.640
2000 € 12.596 € 4.535 € 5.291 € 2.771 37,95 % 50,00 % 60,00 % € 4.308
2001 € 11.466 € 4.128 € 4.816 € 2.522 37,60 % 42,00 % 52,00 % € 3.334
2002 € 12.222 € 4.400 € 5.134 € 2.688 37,60 % 42,00 % 52,00 % € 5.208
2003 € 11.229 € 4.043 € 4.717 € 2.470 37,60 % 42,00 % 52,00 % € 3.265
€ 19.755
2.9. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur, gelet op de door belanghebbende verstrekte gegevens omtrent de verhouding tussen het middentarief en het hoge tarief, de correctie betreffende de mobiele telefoons herrekend. De inspecteur komt na bezwaar tot de volgende correctie:
Jaar Bovenmatig deel Waarvan belast naar het lage tarief eindheffing Waarvan belast naar het midden- tarief eindheffing Waarvan belast naar het hoge tarief eindheffing Verschuldigde loonheffing
1999 € 2.103 € 286 € 1.148 € 669 € 1.080
2000 € 2.027 € 233 € 1.169 € 625 € 1.047
2001 € 2.223 € 191 € 1.333 € 699 € 993
2002 € 7.215 € 404 € 3.001 € 3.810 € 3.392
2003 € 8.781 € 219 € 6.366 € 2.196 € 3.899
€ 10.411
2.10. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur, gelet op de door belanghebbende verstrekte gegevens, de correctie betreffende de door belanghebbende betaalde bijdragen aan
de personeelsvereniging, herrekend. De inspecteur komt na bezwaar tot de volgende correctie:
Jaar Bovenmatig deel Waarvan belast naar laag tarief eindheffing Waarvan belast naar midden tarief eindheffing Waarvan belast naar hoog tarief eindheffing Percentage eindheffing (laag) Percentage eindheffing (midden) Percentage eindheffing (hoog) Verschuldigde loonheffing
1999 € 7.441 € 2.678 € 3.125 € 1.638 37,05% 50,00% 60,00% € 3.536
2000 € 8.022 € 2.887 € 3.369 € 1.766 37,95% 50,00% 60,00% € 3.838
2001 € 8.430 € 3.034 € 3.540 € 1.856 37,60% 42,00% 52,00% € 3.591
2002 € 9.510 € 3.423 € 3.994 € 2.093 37,60% 42,00% 52,00% € 4.052
2003 € 8.718 € 3.138 € 3.662 € 1.918 37,60% 42,00% 52,00% € 3.755
€ 18.772
2.11. De opgelegde boete omvat een vergrijpboete, wegens grove schuld, alsmede een verzuimboete.
2.11.1. De vergrijpboete is - na bezwaar - als volgt opgebouwd:
Omschrijving Belastingbedrag Percentage boete Bedrag boete
Maaltijden € 1.283 25 % € 321
Vaste telefoonaansluiting € 304 25 % € 76
Mobiele telefoon (2002 en 2003) € 7.291 25 % € 1.822
Dienstjubilea € 658 25 % € 165
Totaal vergrijpboete € 2.384
2.11.2. De verzuimboete is - na bezwaar - als volgt opgebouwd:
Omschrijving Belastingbedrag Percentage boete Bedrag boete
Mobiele aansluitingen (1999, 2000 en 2001 € 3.120 10 % € 321
Internetaansluiting kabel € 580 10 % € 58
Internetaansluiting ADSL € 221 10 % € 21
Woon-werkvergoeding € 37 10 % € 3
Bijdrage personeelsvereniging € 18.772 10 % € 1.877
Afdrachtvermindering S&O € 13.614 10 % € 1.361
Totaal verzuimboete € 3.632
2.11.3. De totaal opgelegde boete, bestaande uit de hierboven in 2.11.1 en 2.11.2 opgenomen vergrijp- en verzuimboete, is wat betreft de jaren 1999 tot en met 2003 als volgt opgebouwd:
Jaar Verschuldigde belasting Verschuldigde boete
1999 € 5.244 € 618
2000 € 8.259 € 923
2001 € 10.224 € 1.046
2002 € 13.955 € 1.981
2003 € 8.198 € 1.446
Totaal € 6.014
3.1. Tussen partijen is in geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de door belanghebbende betaalde bijdrage aan de personeelsvereniging als loon uit dienstbetrekking van de individuele werknemers aan te merken?
2. Leidt het door belanghebbende aan zijn werknemers ter beschikking stellen van mobiele telefoons tot loon uit dienstbetrekking?
3. Zijn de vergrijpboete en de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd?
3.2. Belanghebbende beantwoordt deze vragen primair ontkennend. Wat betreft de tweede vraag neemt belanghebbende als subsidiair standpunt in dat alleen de waarde van de privé-gesprekskosten in de heffing dienen te worden betrokken hetgeen over de jaren 1999 tot en met 2003 leidt tot een belastbaar loon van € 7.814.
3.3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij hieraan het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Gemachtigde van belanghebbende
Personeelsvereniging
- De notulen van de algemene ledenvergadering van de personeelsvereniging zijn niet meer beschikbaar.
- De inspecteur heeft nog geen begin van bewijs geleverd voor het weerleggen van het standpunt van belanghebbende inzake de bijdrage van belanghebbende aan de personeelsvereniging. De personeelsvereniging stelt de contributie vast en belanghebbende vergoedt deze niet. De contributie van de personeelsvereniging is vastgesteld op € 3 en niet zoals de inspecteur stelt op € 9. Indien belanghebbende minder zou bijdragen dan zouden er minder activiteiten plaatsvinden. De personeelsvereniging is een derde die afzonderlijk beslist over de activiteiten die worden gehouden. Belanghebbende verstrekt alleen subsidie. Indien de bijdrage van belanghebbende zou worden gestopt, dan beslist de personeelsvereniging zelfstandig wat er verder gebeurt. De passage van de inspecteur is op dit punt innerlijk tegenstrijdig.
Mobiele telefoons
- De wet zegt dat een tweede abonnement belastingvrij is, maar de inspecteur is in de onderhavige zaak van mening dat belanghebbende geen abonnementen verstrekt, maar telefoons. De inspecteur is van mening dat een abonnement en een telefoon niet zijn te splitsen, dit volgt volgens de inspecteur uit het stelsel van de wet. Het gaat hier niet om de regelgeving, maar om de toepassing van de wet. Een tweede abonnement wordt in de wet vrijgesteld.
- De mobiele telefoons blijven eigendom van belanghebbende. Indien een werknemer uit dienst gaat, dan moet hij de telefoon inleveren. De mobiele telefoon wordt derhalve door belanghebbende ter beschikking gesteld aan de werknemer.
- De werknemers zijn hoofdzakelijk ambulante werknemers. Zij zijn als vertegenwoordigers in heel Europa werkzaam. Zij dienen derhalve bereikbaar te zijn. Het is logisch dat met de mobiele telefoon ook privé wordt gebeld. De bewijslast dat de telefoons voor meer dan 90% zakelijk worden gebruikt, is een onmogelijke bewijslast.
- Voor de jaren 1999 en 2000 geldt dat de privé-gesprekskosten loon in natura zijn.
- Vanaf 2001 geldt evenzeer dat alleen de privé-gesprekskosten loon in natura zijn.
Boete
- De verzuimboete dient te vervallen. Die heeft betrekking op de correctie mobiele aansluitingen voor de jaren 1999, 2000 en 2001 alsmede op de correctie bijdrage personeelsvereniging. Ook vergrijpboete die ziet op de mobiele telefoon voor de jaren 2002 en 2003 dient te vervallen. Ik beroep mij op de wettelijke bepalingen.
- Voor zover de vergrijpboete betrekking heeft op de maaltijden, trek ik mijn grief ter zake in.
Inspecteur
Bezwaar
- De brief van 8 november 2005 heeft per abuis de titel van uitspraak op bezwaar meegekregen. Er had evenwel kennisgeving behoren te staan. Wat ons betreft is de ontvankelijkheid niet in geding.
- De Paarse Krokodil heeft nog geen kracht van wet.
Personeelsvereniging
- In de onderhavige situatie ziet de bijdrage op de collectiviteit van de werknemers. De tekst van artikel 15b van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) bedoelt te zien op de individuele werknemer.
- Het klopt dat de werknemer € 3 aan contributie betaalt, via zijn loon. Er staat niet dat het € 9 is.
- Ik zie dat de individuele werknemer niets kan met de bijdrage van belanghebbende, dat hij niets geniet.
- Ik laat mijn stelling dat de bijdrage loon is vervallen.
Telefoon
- Belanghebbende verstrekt mobiele telefoons. Dat is iets anders dan losse componenten. Een splitsing in gesprekskosten en abonnementskosten is niet mogelijk.
- Het staat niet ter discussie dat de mobiele telefoon zakelijk wordt gebruikt. Het staat wel ter discussie of het zakelijk gebruik meer dan 90% is. Ik ben van mening dat het zakelijk gebruik tussen de 10% en de 90% ligt. Ik kan mij vinden in het standpunt van belanghebbende dat voor de jaren 1999 en 2000 geldt dat alleen de privé-gesprekskosten loon in natura zijn.
- Voor de jaren vanaf 2001 geldt dat aan het regime van artikel 15 van de Wet LB niet wordt toegekomen, zodat ook dan artikel 13 van de Wet LB van toepassing is. Vanaf 2001 geldt evenzeer dat alleen de privé-gesprekskosten loon in natura zijn.
- Indien artikel 13 van de Wet LB van toepassing wordt geacht, kan ik mij vinden in de bedragen zoals door belanghebbende weergegeven in zijn subsidiaire standpunt.
Boete
- De verzuimboete dient te vervallen. Die heeft betrekking op de correctie mobiele aansluitingen voor de jaren 1999, 2000 en 2001 alsmede op de correctie bijdrage personeelsvereniging. Ook de vergrijpboete die ziet op de mobiele telefoon voor de jaren 2002 en 2003 dient te vervallen, aangezien belanghebbende ter zake een pleitbaar standpunt inneemt.
3.4. Belanghebbende concludeert, na zijn aanvankelijke standpunt ter zitting te hebben gewijzigd, tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag met € 18.722 ter zake van de correctie personeelsvereniging en een verlaging van de grondslag van de naheffingsaanslag met € 22.349 minus € 7.814 = € 14.535 ter zake van de correctie mobiele telefoons, alsmede vermindering van de daarop betrekking hebbende vergrijpboete, verzuimboete en
beschikking heffingsrente. Zijn grief tegen de vergrijpboete van € 321, welke ziet op de correctie maaltijden, trekt belanghebbende in.
3.5. De inspecteur concludeert, na zijn aanvankelijke standpunt ter zitting te hebben gewijzigd, primair tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag met € 18.772 ter zake van de correctie personeelsvereniging, vermindering van de vergrijpboete tot € 561, alsmede vermindering van de verzuimboete tot € 1.442. Subsidiair, in het geval de rechtbank uitgaat van toepassing van artikel 13 van de Wet LB voor wat betreft de mobiele telefoons, concludeert de inspecteur tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag met € 18.772 ter zake van de correctie personeelsvereniging en verlaging van de grondslag van de naheffingsaanslag van € 22.349 minus € 7.814 = € 14.535 ter zake van de correctie mobiele telefoons en vermindering van de vergrijpboete tot € 561, alsmede vermindering van de verzuimboete tot € 1.442.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat hij de in geschil zijnde naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de bijdrage van belanghebbende aan de personeelsvereniging ad € 18.772 laat vervallen.
4.2. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat hij de verzuimboete die betrekking heeft op de correctie mobiele aansluitingen voor de jaren 1999, 2000 en 2001 en de correctie bijdrage personeelsvereniging, van respectievelijk € 312 en € 1.877 alsmede de vergrijpboete die ziet op de mobiele telefoons voor de jaren 2002 en 2003 van € 1.822 laat vervallen. Belanghebbende heeft aangegeven dat hij zijn grief voor wat betreft het nog resterende gedeelte van de in geschil zijnde vergrijpboete, zijnde de vergrijpboete ad € 321 die betrekking heeft op de correctie maaltijden, intrekt. Gelet op het vorenstaande zijn de vergrijpboete en de verzuimboete tussen partijen niet meer in geschil.
Uit hetgeen in 2.11.1 en 2.11.2 is weergegeven volgt dat de verzuimboete over het onderhavige tijdvak in totaal € 2.384 bedraagt en de vergrijpboete € 3.632. Het totale boetebedrag bedraagt derhalve € 6.016. De inspecteur heeft evenwel een boete van € 6.014 opgelegd. Gelet hierop gaat de rechtbank voor het bepalen van de vermindering uit van een verzuimboete van € 2.383 en een vergrijpboete van 3.631, hetgeen een totaal van € 6.014 genereert.
4.3. Primair is belanghebbende van mening dat een zakelijk gebruik van tenminste 90% aannemelijk is en dientengevolge een bijtelling bij het inkomen achterwege dient te blijven. Ter zitting heeft belanghebbende aangegeven zich te kunnen vinden in de toepassing van artikel 13 van de Wet LB (teksten 1999 tot en met 2003) waardoor haar primaire stelling onbesproken kan blijven aangezien genoemd artikel 13 een dergelijk onderscheidend criterium niet kent.
4.4. Subsidiair is belanghebbende van mening dat de besparing dient te worden gesteld op het bedrag van de privé-gesprekskosten, zijnde € 7.814 over de onderhavige jaren. Ter zitting heeft de inspecteur aangegeven dat ingeval artikel 13 van de Wet LB van toepassing wordt geacht, hij eveneens van mening is dat de besparing dient te worden gesteld op het bedrag van de privé-gesprekskosten. Tevens heeft hij aangegeven zich in dat geval te kunnen vinden in de door belanghebbende in zijn beroepschrift opgenomen bedragen.
4.5. Belanghebbende heeft aan zijn werknemers mobiele telefoons ter beschikking gesteld. Het is de werknemers toegestaan privé-gesprekken te voeren met deze mobiele telefoons. Aldus heeft belanghebbende niet in geld genoten loon aan zijn werknemers doen toekomen. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wet LB wordt niet in geld genoten loon in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend, met dien verstande dat voor zover de verwerving van het loon het gebruik of verbruik daarvan meebrengt, de waarde wordt gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing. Tussen partijen is niet in geschil dat de verwerving van het loon het gebruik of verbruik van de mobiele telefoons meebrengt. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het voordeel uit de terbeschikkingstelling van de mobiele telefoons dient te worden gesteld op ten hoogste het bedrag van de besparing.
4.6. Ten overvloede overweegt de rechtbank, voor wat betreft de jaren 1999 en 2000, dat aan de toepassing van artikel 13, tweede lid, van de Wet LB juncto artikel 11, tiende lid, van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 1990 niet wordt toegekomen nu deze bepaling uitsluitend betrekking heeft op een telefoon in de woning van de werknemer en een mobiele telefoon niet als zodanig kan worden aangemerkt.
4.7. Eveneens ten overvloede overweegt de rechtbank, voor wat betreft de jaren 2001, 2002 en 2003, dat aan de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 niet wordt toegekomen nu deze bepalingen zijn gebaseerd op de artikelen 11, eerste lid, onderdeel b, juncto artikel 17 juncto artikel 15c van de Wet LB. Deze bepalingen hebben betrekking op door de werkgever gedane verstrekkingen. Van een verstrekking is eerst sprake wanneer de werkgever de eigendom van het goed aan de werknemer heeft overgedragen hetgeen in casu niet het geval is.
4.8. Voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat artikel 13 van de Wet LB van toepassing is, is tussen partijen niet in geschil dat het bedrag van de besparing dient te worden vastgesteld conform belanghebbendes subsidiaire standpunt. Gelet hierop, alsmede gelet op hetgeen onder 4.5. is overwogen, dient het bedrag van de besparing te worden vastgesteld op € 7.814, zijnde € 1.299 voor het jaar 1999, € 1.320 voor het jaar 2000, € 1.308 voor het jaar 2001, € 1.991 voor het jaar 2002 en € 1.896 voor het jaar 2003, hetgeen een verlaging van de grondslag van de naheffingsaanslag met zich brengt van € 22.349 minus € 7.814 = € 14.535. Nu niet is gesteld of gebleken dat ten aanzien van deze besparing het toe te passen loonbelastingtarief afwijkt van de door de inspecteur bij de naheffingsaanslag gehanteerde tarieven zoals weergegeven in 2.9, zal de rechtbank de verschuldigde loonheffing op basis van de aldaar vermelde gegevens herrekenen. De te betalen loonheffing bedraagt, gelet op onderstaande tabel, aldus € 3.654 hetgeen leidt tot een vermindering van de naheffingsaanslag ter zake van € 10.411 minus € 3.654 = € 6.757.
Jaar Bovenmatig deel Vermenigvuldigingsfactor (zesde kolom/tweede kolom uit 2.10.1) Verschuldigde loonheffing
1999 € 1.299 1.080/2.103 € 667
2000 € 1.320 1.047/2.207 € 626
2001 € 1.308 993/2.223 € 584
2002 € 1.991 3.392/7.215 € 936
2003 € 1.896 3.899/8.781 € 841
€ 3.654
4.9. Al het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep gegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag aan enkelvoudige belasting van
€ 20.061;
- vermindert de verzuimboete tot € 1.442;
- vermindert de vergrijpboete tot € 561;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644, en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te vergoeden;
- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 276 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 18 augustus 2006 door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H.W.N. Lammers, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,
2500 EH ‘s-Gravenhage, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.