In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 9 februari 2006 uitspraak gedaan in een beroep tegen de aansprakelijkstelling van belanghebbende voor naheffingsaanslagen in de omzetbelasting. De zaak betreft een fiscale eenheid, bestaande uit belanghebbende en de [N.V.], waarvoor de Ontvanger van de Belastingdienst Oost-Brabant aansprakelijkstelling heeft opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aansprakelijkstelling, maar de Ontvanger heeft dit bezwaar afgewezen zonder belanghebbende te horen. Belanghebbende stelt dat dit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat zij hierdoor in haar belangen is geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Ontvanger ten onrechte heeft afgezien van het horen van belanghebbende in de bezwaarfase. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende het recht heeft om de naheffingsaanslagen te betwisten, aangezien er geen onherroepelijke uitspraak over deze aanslagen is gedaan. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de Ontvanger op om binnen twee maanden opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar, nadat belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.
Daarnaast heeft de rechtbank de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat het betaalde griffierecht wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.