ECLI:NL:RBBRE:2005:AU9373

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05 / 661 WET
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieaanvraag politieke partij en de toepassing van de Wet subsidiëring politieke partijen

In deze zaak heeft de vereniging "Europa Transparant" beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) inzake een aanvraag voor subsidie op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen (WSPP). De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden die de WSPP stelt aan politieke partijen. De rechtbank heeft op 19 december 2005 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Eiseres betoogde dat zij als politieke partij moest worden aangemerkt en dat de afwijzing van de aanvraag in strijd was met beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank overwoog dat de WSPP expliciet is gericht op partijen die deel uitmaken van het nationale parlement en dat eiseres, hoewel zij vertegenwoordigd is in het Europees Parlement, niet voldoet aan de voorwaarden voor subsidiëring. De rechtbank concludeerde dat de wetgever de reikwijdte van de WSPP heeft beperkt en dat de unieke positie van eiseres niet leidt tot recht op subsidie. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet in strijd met enige beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiseres.

Uitspraak

05 / 661 WET RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Meervoudige kamer
UITSPRAAK
in de zaak van
de vereniging “Europa Transparant”, gevestigd te [plaats], eiseres,
gemachtigde [gemachtigde eiseres],
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verweerder.
1. Het procesverloop
Eiseres heeft op 25 februari 2005 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 januari 2005 (bestreden besluit), inzake een verzoek tot verlening van subsidie. Verweerder heeft een ver-weerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 november 2005. De gemachtigde van eiseres was daarbij aanwezig; hij werd bijgestaan door [naam voorzitter] (voorzitter) en [naam penningmeester] (penningmees-ter). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde verweerder].
2. De beoordeling
2.1 Eiseres functioneert als een politieke partij en is met twee zetels vertegenwoordigd in het Europees Parlement (EP). Met het oog hierop heeft zij per brief van 28 oktober 2004 (aanvraag) aan verweerder gevraagd om verlening van subsidie op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen (WSPP) voor het jaar 2005. Bij besluit van verweerder van 11 november 2004 (primair besluit) is de aanvraag afgewezen.
Per brief van 14 december 2004 (bezwaar) heeft eiseres bezwaar tegen het primaire besluit ge-maakt. Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Daartoe heeft verweerder – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden die de WSPP aan subsidiëring van politieke partijen stelt, en dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd komt met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
2.2 Eiseres staat op het standpunt dat de afwijzing van de aanvraag ten onrechte in stand is ge-laten. Ter ondersteuning van dit standpunt is – kort en zakelijk weergegeven – betoogd dat eiseres moet worden aangemerkt als een politieke partij in de zin van de WSPP, en dat de handel-wijze van verweerder in strijd komt met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen, om zelf in de zaak te voorzien door de aanvraag alsnog te honoreren, alsmede om verweerder te veroordelen tot vergoeding van gemaakte proceskosten en andere geleden schade.
2.3 Artikel 1, aanhef en onder b, van de WSPP verstaat onder een politieke partij: een ver-eniging waarvan de aanduiding op grond van artikel G1 van de Kieswet (KW) is geregistreerd in het register van aanduidingen voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WSPP verstrekt de Minister van BZK subsidie aan een politieke partij die aan de laatst gehouden verkiezingen voor de Tweede Kamer (TK) of Eerste Kamer (EK) der Staten-Generaal heeft deelgenomen met haar aanduiding boven de kandidaten-lijst en aan de lijst waarvan daarbij een of meer zetels zijn toegekend.
Ingevolge artikel 2, derde lid, van de WSPP wordt geen subsidie wordt verstrekt aan een politieke partij die op de peildatum niet beschikt over ten minste 1.000 leden, die jaarlijks elk € 11,34 of meer aan contributie betalen.
2.4 Ingevolge artikel G1, eerste lid – voorzover hier relevant –, van de Kieswet (KW) kan een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid, aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de TK schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden.
Ingevolge artikel Q6, eerste lid, van de KW geldt de registratie van een aanduiding van een politieke groepering voor de verkiezing van de leden van de TK als bedoeld in artikel G1, tevens voor de verkiezing van de leden van de EK.
Ingevolge artikel Q6, tweede lid, van de KW kan een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet is geregistreerd voor de ver-kiezing van de leden van de TK, aan het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de EK schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezingen op de kandi-datenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden.
Artikel Y2 van de KW bepaalt dat de leden van het EP, voorzover deze afdeling niet anders bepaalt, worden gekozen met overeenkomstige toepassing van de bij of krachtens afdeling II – waaronder artikel G1 – gestelde bepalingen inzake de verkiezing van de leden van de TK.
2.5 Eiseres heeft allereerst betoogd dat zij moet worden aangemerkt als een politieke partij in de zin van de WSPP. Ter ondersteuning van dit betoog is gewezen op de definitie van het begrip “Tweede Kamer” in artikel 1, aanhef en onder b, van de WSPP en de systematiek van de KW. Blijkens de gedingstukken en de behandeling ter zitting moet dit betoog worden begrepen als het standpunt dat artikel 2, eerste lid, van de WSPP een rechtstreekse grondslag voor subsidiëring van eiseres biedt. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Artikel 2, eerste lid, van de WSPP is dwingend geformuleerd, en er valt niet te wijzen op een wettelijk voorschrift dat de mogelijkheid tot afwijking van de daar gestelde eisen verschaft. Vaststaat dat eiseres niet heeft deelgenomen aan de laatstgehouden verkiezingen van de TK of EK. Reeds hierom biedt artikel 2, eerste lid, van de WSPP geen rechtstreekse grondslag voor subsidiëring van eiseres. Dit maakt dat het antwoord op de vraag of eiseres is aan te merken als een politieke partij in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de WSPP, niet de betekenis heeft die eiseres er kennelijk aan gehecht wil zien. Immers, niet elke politieke partij in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de WSPP komt in aanmerking voor subsidiëring op grond van artikel 2, eerste lid, van de WSPP.
Overigens is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet kan worden aangemerkt als een politieke partij in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de WSPP. Uit artikel Q6, eerste lid, van de KW – volgens deze bepaling staat een politieke groepering die zich bij het centraal stembureau heeft gemeld voor deelname aan de verkiezing van de leden van de TK, tevens geregistreerd als politieke groepering voor deelname aan de verkiezing van de leden van de EK – mag niet worden afgeleid dat hetzelfde geldt voor een politieke groepering die deelneemt aan de verkiezing voor de leden van het EP. De reikwijdte van de WSPP beperkt zich immers uitdrukkelijk tot partijen die deel uitmaken van het nationale parlement.
Hierbij komt nog dat de registratie van een politieke groepering voor de verkiezing van de leden van het EP – in deze situatie verkeert eiseres – niet tevens geldt als de registratie van deze groepering voor de verkiezing van de leden voor de TK. Dit wordt niet anders doordat de bepalingen in afdeling II van overeenkomstige toepassing zijn verklaard voor het bijhouden van een register van politieke groeperingen die deelnemen aan de verkiezing van de leden voor het EP.
Voorzover eiseres wil betogen dat het begrip “Tweede Kamer” in artikel 2, eerste lid, van de WSPP op dezelfde wijze moet worden uitgelegd als het begrip “Tweede Kamer” in artikel 1, aanhef en onder b, van de WSPP, mist dit betoog feitelijke grondslag. Dit begrip heeft in beide bepalingen immers dezelfde betekenis. De in artikel Q6, eerste lid, van de KW vervatte regel geeft geen uitbreiding aan het begrip “Tweede Kamer”. Deze bepaling bewerkstelligt slechts dat een politieke partij die deelneemt aan de verkiezingen voor de leden van zowel de TK als de EK, zich slechts éénmaal bij het centraal stembureau hoeft aan te melden.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat artikel 2, eerste lid, van de WSPP geen rechtstreekse grondslag biedt voor honorering van de aanvraag. Daarom zal het beroep in zoverre ongegrond worden verklaard.
2.6 Eiseres heeft verder betoogd dat de handelwijze van verweerder in strijd komt met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ter ondersteuning van dit betoog is met name gewezen op de bijzondere positie waarin eiseres – als enige landelijk opererende politieke partij die geen overheidssubsidie ontvangt – verkeert, de veronderstelling dat de politieke vereniging Onaf-hankelijke Statenfracties (OSF) wel subsidie op grond van de WSPP ontvangt maar niet voldoet aan de in deze wet gestelde eisen, en het feit dat de in de TK vertegenwoordigde politieke partijen met WSPP-gelden campagnes voor de verkiezing van de leden voor het EP financieren. Blijkens de gedingstukken en de behandeling ter zitting moet dit betoog worden begrepen als het standpunt dat eiseres in aanmerking komt voor subsidiëring op grond van de WSPP, ondanks de eisen die deze wet stelt. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Allereerst wordt vastgesteld dat het volgen van het subsidiaire standpunt van eiseres neerkomt op het gedeeltelijk buiten toepassing laten van artikel 2 van de WSPP. Dit gegeven noodzaakt tot terughoudendheid bij het beoordelen van de zojuist aangeduide feiten en veronderstellingen, in die zin dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat tot het oordeel dat algemene beginselen van behoorlijk bestuur dwingen tot subsidiëring van eiseres op grond van de WSPP.
Eiseres ontvangt als enige landelijk opererende politieke partij geen overheidssubsidie. De wetgever heeft de reikwijdte van de WSPP uitdrukkelijk beperkt tot de politieke partijen die deel uitmaken van het nationale parlement. De rechtbank acht deze keuze niet rechtens onjuist. Gelet hierop kan de beweerde unieke positie van eiser niet leiden tot subsidiëring op grond van de WSPP. Immers, ook andere partijen die om hun moverende redenen slechts (willen) deelnemen aan de verkiezingen voor de leden van het EP, worden geconfronteerd met de beperkte werkingssfeer van de WSPP. Hetzelfde geldt voor partijen die slechts zijn vertegenwoordigd in gemeente-raden en/of provinciale staten.
De OSF ontvangt wel subsidie op grond van de WSPP maar voldoet niet aan de in deze wet ge-stelde eisen. Verweerder heeft deze veronderstelling van eiseres gemotiveerd weersproken. Dit laat onverlet dat onduidelijk is gebleven of de OSF inderdaad kan worden aangemerkt als een politieke partij in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de WSPP, en ook of deze partij voldoet aan de ledeneis die artikel 2, derde lid, van de WSPP stelt. Wat hiervan ook zij, eiseres kan niet goed worden vergeleken met de OSF, aangezien laatstgenoemde partij zich wel in het nationale parlement manifesteert; van gelijke gevallen is dan ook geen sprake. Eiseres kan aan het ten onrechte verlenen van subsidie aan de OSF dan ook niet het vertrouwen op een financiële rijksbijdrage ontlenen. Van een bestuursorgaan kan namelijk immers niet worden verlangd vast te houden aan een onjuiste toepassing van regelgeving.
De in de TK vertegenwoordigde politieke partijen financieren met WSPP-gelden campagnes voor de verkiezing van de leden voor het EP. Ook in zoverre is de positie van eiseres niet uniek. Alle partijen die om hun moverende redenen slechts (willen) deelnemen aan de verkiezingen voor de leden van het EP, worden immers met dit aspect geconfronteerd. Hetzelfde geldt voor plaatselijke politieke partijen, die geen beroep kunnen doen op landelijke fondsen die mede met WSPP-gelden worden gevoed, en voor partijen die voor het eerst aan wat voor parlementsverkiezingen dan ook deelnemen.
Gezien het voorgaande wordt geoordeeld dat verweerder door het nemen van het bestreden be-sluit niet in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld, en in het verlengde hiervan dat geen reden bestaat om de aanvraag met gedeeltelijke terzijdestelling van artikel 2, eerste lid, van de WSPP te honoreren. Daarom zal het beroep ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
2.7 Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat de tegen het bestreden besluit gerichte gronden niet kunnen slagen. Daarom zal zij het beroep ongegrond verklaren. Reeds gelet hierop bestaat geen grond voor het uitspreken van een proceskosten-veroordeling ten laste van verweerder, en evenmin voor het veroordelen van de Staat der Nederlanden tot vergoeding van overige schade die eiseres zou hebben geleden.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. H. Lagas, A.G.J.M. de Weert en E.B.M.H. de Brouwer, rechters, en door mr. H. Lagas, voorzitter, in aanwezigheid van mr. L.M. Koenraad, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 december 2005.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 19 december 2005.